Op enige afstand ligt nog een grote stad (Ptolemaïs, nu St-Jean
d’Acre). Hier is het (‘t begin van het) land dat Salomon aan
koning Hiram schonk; de stad is een vrije plaats; nochtans behoort
ze tot het gebied van Tyrus; ik kan me opnieuw haar naam niet
herinneren; hij luidt bijna als Amichores (Amead-Sichor) en
betekent waterstad of regenstad.
Er is hier veel veefokkerij; ik heb er ook vele, grote, fijnwollige
schapen gezien en ze konden over het water zwemmen. Ook
worden hier veel fijne, wollen stoffen geweven, die te Tyrus
geverfd worden; ik heb er geen landbouw gezien, doch slechts
fruitteelt. In het water groeit een soort van koren met dikke
halmen en van het graan daarvan wordt brood gebakken.
(Bedoeld is maïs, zie fasc. 5, nr. 126, voetnoot 283).
Ik meen dat dit koren niet gezaaid wordt.
Er loopt een baan van hier naar Syrië en Arabië, maar van hier
loopt geen bijzonder grote baan naar Galilea.
Ook kwam Jezus op zijn reis NAAR Tyrus langs een bij- of
tweede-rangs-weg hier voorbij. De nabijgelegen grote stad maakt
deel uit van Judea (hier blijkt duidelijk dat Ptolemaïs bedoeld is).
Jezus is slechts een kort eindweegs door het land Kaboel
getrokken (het zuiddeel).
Ik zag hier twee grote bruggen: de ene was hoog en lang en werd
tijdens de overstromingen gebruikt; de andere was met bogen
gebouwd, waaronder men kon doorgaan. De huizen waren hoog
gebouwd en zo ingericht, dat men bij hoogwater op de
dakterrassen in tenten kon wonen.
De inwoners waren meestendeels heidenen en, naar ik meen, van
verschillende rassen (en godsdiensten), want ik zag vele
gebouwen met spitse daken en vaantjes, die ik voor
afgodentempels hield. Wat mij verwonderde is, dat hier een
aantal Joden woonden, en wel in grote prachtige gebouwen,
Fascikel 14
662
|