Bij deze waterbak die men te voren leeg had laten vloeien en die
men dan nogmaals rein geveegd had, geschiedde heden de doop
van omtrent 30 personen, nl. de huisheer, zijn mannelijke familie
en huisgenoten, enige andere Joden uit de stad en ook
verscheidene heidenen, die onlangs bij Jezus geweest waren en
enige slaven uit de hutten; met dezen had Jezus
meermalen gesproken, wanneer zij van hun werk
huiswaarts keerden. De heidenen kwamen het laatst aan de
beurt en moesten eerst zekere reinigingen of afwassingen
ondergaan. Jezus goot in de doopkom eerst uit een fles een
weinig van het Jordaanwater, dat zij reeds vroeger steeds met zich
meedroegen (nl. sedert Jezus’ doop), en Hij zegende dit
water. Ook in de gracht die de kom omringde, werd water
ingelaten, zodat de dopelingen tot de knieën er in stonden.
478.
Jezus bereidde hen op hun doopsel voor door een
lange toespraak. De dopelingen verschenen in lange grauwe
mantels en met kappen op het hoofd. Ik geloof dat het een soort
van bidmantels waren227.
227 Gehuld in grauwe mantels. – Hiermee is bedoeld de boetemantel, die in
de H. Schrift zo dikwijls en ook door K. reeds meermalen vermeld is.
Hiermee bekleed lagen Joakim en Anna in gebed.
De Hebreeuwse naam is ‘SAQ’.
In zak en asse boete doen, zo luidt de uitdrukking in zeer vele
schriftuurpassages, ja, ook in het Nieuwe Testament, b.v. Mt. 11, 21; Lk. 10,
13.
Het kleed of mantel bestond uit ruwe, grauwe stof, soms uit kamelen- en
geitenhaar. Aldus ingehuld, legde men zich in gebed en smeking op asse,
vooral op de vastendagen, rouwaangelegenheden en bij openbare
smeekgebeden.
-
Jesaja waarschuwde zijn volk dat dit onvoldoende was, als er de goede
geest aan ontbrak: “Noemt gij dat vasten in zak en as gaan liggen?” (Jes.
58, 5).
-
Na de laatste ziekte van Agrippa I verhaald te hebben, vervolgt Flavius
Josephus: “Aanstonds hing al het volk zich een zak over het hoofd
Fascikel 14
678
|