Ik zag een dans (fasc. 12, nr. 379, voetnoot 141, midden); hij
speelde zich af in een ruime prachtige zaal, naast de eetzaal. Ook
hier in deze zaal konden de dansers en danseressen in grote
spiegels hun eigen wendingen en buigingen zien. Aan de ene
zijde was een verhoog met gekussende zitplaatsen en met aan de
voorkant een afhangend behangsel. Hier zat Magdalena of
wandelde zij met gasten op en neer; ik zag haar niet meedansen en
ook schonk zij weinig aandacht aan de genodigden, noch dezen
aan haar.
Het feest scheen ingericht tot hulde aan de hier ingedrongen man;
de gasten beschouwden heel dit gebeuren als iets gewoons,
normaal behorend bij het leven, waarbij geen angstvallige
hoofdbrekerij te pas komt.
Het gezelschap bestond inderdaad uit lichtzinnig gespuis, ijdele
vrouwen en meisjes, die naar de wereld en buiten de Wet leefden,
uit officieren en beambten van Magdalum, uit avonturiers.
De muzikanten waren bijna allemaal kinderen, jongens en meisjes
met kransen, fluiten en triangels. De dans was niet springend,
noch ronddraaiend gelijk bij ons, maar bestond in een bestendig,
sierlijk door mekaar wandelen, met kleine zwevende passen, die
samengingen met een gestadig en bevallig heen en weer bewegen
van het hele lichaam, van hoofd en handen. Op zichzelf waren
die wiegende bewegingen gemeten en welvoeglijk, maar in zijn
geheel was die dans niettemin een vertolking van allerhande
driften en dwaasheden, een bestendig pronken, ophitsen en lokken
met het lichaam.
De vrouwen hadden zeer lange slepen, maar waren niet gesluierd,
zoals alle deftige Jodinnen bij de dans. Ook waren de handen hier
Na met hem gebroken te hebben, knoopte zij betrekkingen aan met een
officier van Herodes Antipas; hij heette Panter en lag te Magdalum in
garnizoen (D.B. Madeleine).
Magdalum ligt bij een wegsplitsing en bij een nauwe pas waar de zuidelijke
weg tussen berg en Meer loopt en van strategisch belang is.
Fascikel 14
764
|