3) de stad zich aan deze zijde tot bij de vijver uitgebreid zou
hebben. Welnu, in deze tijd waren nagenoeg al deze tekenen
in vervulling gegaan.
Er stroomden nu, meen ik, 5 wateren, hetzij allemaal in het
meer, hetzij deels in het meer en deels in de Jordaan dichtbij.
4) Ook was er een teken met een arm van de Jordaan vervuld en
er was ook nieuw en goed water in de vijver op de
genadeplaats gevloeid.
488.
Op deze plaats zal Jezus laten dopen. Het is niet onwaarschijnlijk
dat al die voorzeggingen, waarin telkens gewag gemaakt wordt
van water, op deze doopvijver betrekking hebben. Ook hier
hadden zij (te voren) slecht en ongezond water. De stad had zich
ook ver naar deze zijde uitgebreid (zodat men de 4 aangekondigde
tekenen bekomen had).
Aan de noordzijde lag de stad diep en dit deel was vuil en zwart,
vol zompige, ongezonde uitwasemingen; er woonden daar slechts
arme heidenen in kleine, schamele hutten233.
233 K. legt herhaaldelijk Adama ten westen van het meer, doch strikt
genomen geldt dit letterlijk slechts voor het noordelijk gedeelte, dat diepst ligt
en moerassig is.
Het uitgestrekte moeras ten noorden van het meer verlengt zich tot ten
zuiden van het meer.
Ook vloeien hier meerdere rivieren aan beide zijden in het meer en in de
Jordaan. “De moerassige laaggronden die het meer Hoeleh (Merom)
omgeven, onderhielden de malaria en maakten vele slachtoffers onder de
Arabieren. Voor enige jaren hadden de joodse pioniers het bij het stichten
van hun dorpen erg te verduren van de malariakoortsen, maar reeds zijn zij
er in geslaagd vele moerassen droog te leggen.” (Guide bleu, 212-213). Zie
ook fasc. 8, deel Palestina, E, VI. De Jordaanvallei.
De oeververandering, hier door K. vermeld, behoort geenszins tot de
onmogelijkheden: “Wegens zijn vele bochten en sterk verval door weke
mergelgrond kan hij naar willekeur zijn oever instoten; zo wijzigt hij dikwijls
zijn loop en slingert zich langs talloze krommingen verder.” (Die Heilige
Stätten, 142).
Fascikel 14
695
|