De mensen hadden hier geen afgoderij; de heidenen zelf pleegden
die slechts in het geheim in de kelders; de inwoners waren
Samaritaanse Joden, doch door hun afscheiding hadden zij in hun
godsdienst menig sekte-element opgenomen.
489.
12 juli = 17 Tammoez; Vastendag. –
Ik zag Jezus in een grote prachtige synagoge aan de zuidkant van
de stad. In het midden stond een schone kast voor de
schriftrollen. De Joden kwamen er barvoets binnen; zij mochten
zich heden niet wassen; daarom hadden zij zich reeds gisteren, na
Jezus’ leerrede, gewassen en gebaad. In de synagoge droegen zij
heden boven de klederen van de vorige dag, nog een lange zwarte
mantel met een kap, aan de ene zijde open en met strikken
gebonden (nr. 478, voetnoot 227). Aan de rechterarm hadden zij
twee ruige, zwarte manipels, aan de linkerarm slechts één en van
achteren had hun mantel een sleep; zij baden en zongen zeer
smekend. Op een gegeven ogenblik hulden zij zich in zakken die
in het midden open waren en legden zich alzo in de gangen
rondom de synagoge op hun aangezicht neer; de vrouwen deden
dit thuis.
(Zich niet wassen, zich op de knieën met het aangezicht ter aarde op
de grond werpen, behoren tot de tekenen van rouw en boete.
Andere boetehandelingen zijn: zich onthouden van spijzen,
lekkernijen, reukwerken, baden, huwelijksgebruik en andere
strelende aangenaamheden; ook verwarmde men geen spijzen; zie
ook fasc. 5, nr. 117, voetnoot 257).
Alle vuur had men gisteren reeds overdekt. Eerst ‘s avonds zag ik
een grote maaltijd in de herberg van Jezus, die met zijn leerlingen
alleen at, doch op tafels zonder tafellakens. De anderen aten in
een grote zaal naast de hof. Er werden koude spijzen uit het huis
op de markt aangebracht. Jezus nam hier het eten tot
onderwerp van een toespraak. Vele mensen kwamen
beurtelings ter tafel mee-eten, ook alle lammen en kreupelen (cfr.
fasc. 9, nr. 222, voetnoot 30). Er stonden ook schaaltjes met asse
Fascikel 14
697
|