491.
14 juli. –
Heden liepen Jezus en de leerlingen verdeeld de ganse stad af.
Jezus bezocht meer het centraal gedeelte; de leerlingen echter
gingen in de buitenwijken tot in de huizen van de heidenen;
zij gingen bijna van huis tot huis en nodigden de inwoners die
reeds onderricht en voorbereid waren, op 2 predicaties van Jezus
uit;
-
de eerste wilde Jezus de volgende dag houden, waarna de doop
hun toegediend zou worden;
-
de tweede overmorgen, aan gene zijde van het meer, op een
groen omtuinde plaats.
Tussen hun uitnodiging in wisten zij steeds iets leerrijks en
stichtelijks te zeggen. Deze aankondiging duurde tot de
avondschemer.
Nu zag ik de leerlingen buiten de stad aan de westzijde van het
meer opwaarts (noordwaarts) gaan en op de schepen van enige
vissers stijgen, die op een brede plaats van het meer onder de
uitmonding van de Jordaan bij fakkellicht visten; zij lokten de
vissen met hun hevig licht aan en vingen die met stekels en
angels. De leerlingen op de schepen hielpen de vissers en
onderrichtten hen middelerwijl; zij zeiden hun ook dat zij hun
vissen op de overzijde naar de groene plaats bij Seleucia zouden
brengen, waar Jezus zijn lering wilde houden; daar zouden
zij een hoog loon voor hun waren ontvangen.
Deze groene plaats bij Seleucia (meer dan een uur ten noorden
ervan) was een soort van dierentuin met een wal en heining
omringd, en daarin sloten zij alle wilde dieren op, die zij levend
vingen; zij hadden daar allerlei grachten en holen er voor; de
plaats behoorde tot Adama en was ongeveer nog anderhalf uur
van Seleucia afgelegen. (K. wijst de ‘Groene Plaats’ aan bij de
noordoosthoek van het meer; zie een der kaartjes).
Fascikel 14
701
|