einde zo nakend was; hij zond meerdere leerlingen met
boodschappen in verschillende richtingen uit, onder meer de 2 die
Saturninus op Jezus’ bevel hem uit Galilea toegezonden had.
Dit was geschied, toen Hij zich naar deze provincie begeven had,
om de toekomstige apostelen naar Tyrus te roepen. (Zie begin
van nrs. 468 en 472). Ik meen dat één van de twee Obed, de zoon
van Simeon was.
De avond naderde. Meerdere leerlingen waren nog bij Joannes
gebleven. In de nabijheid waren geen andere mensen meer, maar
op enige afstand stonden nog tenten. Joannes trad in zijn tent en
zond zijn leerlingen heen om alleen te zijn. Hij had behoefte aan
rust en wilde in het gebed zijn krachten hernieuwen.
519.
Toen het nu avond begon te worden en de leerlingen weggegaan
waren, zag ik de soldaten van Herodes, die gisteren aangekomen
waren en waarvan een deel hier gebleven was, tot de tent van
Joannes naderen. Een twintigtal man kwamen van alle zijden
nader geslopen, nadat zij alle toegangen tot deze omgeving met
wachten hadden bezet. Eerst trad één van hen binnen en zegde
iets tot Joannes. (Deelde hem waarschijnlijk Herodes’
arrestatiebevel mee.)
Dan kwamen ook de overigen, de één na de ander, binnen.
Joannes verklaarde dat hij hen zonder tegenstand zou volgen, dat
hij wel wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij voor Jezus de
plaats moest inruimen. Het was onnodig hem te binden, zegde hij
nog, hij zou hen vrijwillig volgen; zij mochten hem in alle stilte
wegleiden, om geen opschudding teweeg te brengen. Hij had
niets aan dan zijn ruw vel en droeg ook nog zijn staf in de hand.
En nu leidden de 20 man hem met verhaaste schreden van daar
weg. Nochtans naderden nu enige leerlingen, terwijl men hem
wegleidde. Hij nam met een veelzeggende oogslag afscheid van
hen en drukte hun nog op het hart dat zij hem in zijn
gevangenschap moesten komen bezoeken.
Fascikel 14
748
|