Van dit riviertje met zijn snelle loop, vermits het van de Gerizzim afdaalt zegt
ook Guérin, die dezelfde weg als Jezus volgde: “Hoe verder men komt, hoe
dieper het tussen de hellingen ingesloten ligt.” (Sam. II, 177).
wadi Qana. –
Dit geldt ook op die plaats voor de wadi Qana, die vroeger de grens vormde
tussen de stammen Efraïm en Manasse.
De woorden van K. “Het water van het riviertje was ook niet goed.”, schijnen
wel wat ironisch te klinken.
Het lijden dezer dagen is op de spits gedreven: spot en minachting,
rusteloos reizen en verder trekken, de gehuchten aflopen en de mensen
samenroepen, onverdraaglijke hitte, zoals het ook uit het evangelie blijkt
(Joa. 4, 6-7), dit alles bekroond door de onmogelijkheid om na een zware
dag een teug goed water te krijgen, het minste waarnaar zij konden
verlangen.
De Voorzienigheid en Jezus zelf hadden het zo beschikt.
***
Morgen 31 juli, zou Jezus de Samaritaanse vrouw bekeren en deze grote,
gevolgenrijke genade moest door lijden betaald en verkregen worden.
De leerlingen moesten er hun tol toe bijdragen.
In het geestelijk leven kent men ook dagen en perioden, waarin alles
tegenslaat en tot neerslachtigheid, zoniet tot moedeloosheid stemt.
Dan kan een tikje ironie goede diensten bewijzen, wanneer ook een
verhoopte of voorziene troost ontglipt.
Men kan zichzelf bemoedigen, aan dit riviertje terugdenkend, met de
woorden: “Kom, kom dit smakeloze water mag er ook nog bij.”
Over de grens van Samaria, die herhaaldelijk veranderde, is een woord
gezegd in fasc. 4, nr. 109, voetnoot 233.
Na de veroveringen van de Makkabeeën liep de grens zeer noordelijk, nl.
over Akrabis, dat bijna even noordelijk ligt als het riviertje, waar Jezus nu is,
en de wadi Qana.
***
De voornaamste bemerking die wij hier willen maken, betreft de
boeteprediking van Jezus op deze tocht naar het noorden.
Voortdurend brengt Hij er de bekende parabel van de trouweloze
wijngaardeniers bij te pas (Mt. 21, 33-46). Ze behelst de
voorspelling van Jeruzalems ondergang.
Fascikel 14
789
|