Ik zag hier geen synagoge, maar wel een ronde tempel, gebouwd
op een kring van zuilen, waartegen grote, dragende figuren
stonden (of uitgehouwen waren). In het midden stond een zeer
dikke zuil, waarin men met trappen omhoog in de tempel steeg.
In de grond onder de tempel waren gewelfde kelders, waarin zij,
geloof ik, de kruiken met de asse van hun doden plaatsten. Ook
was in de buurt een zwarte plaats, waar zij, naar ik vermoed, hun
lijken verasten. In de tempel zag ik beelden van slangen met
mensengezichten, figuren van mensen met hondskoppen en ook
een beeld met de maan en met een vis. De omstreken van de stad
waren niet vruchtbaar, doch de inwoners zeer werkzaam; zij
maakten velerlei touwwerk voor paardentuig; ook waren hier vele
wapensmeden; deze vervaardigden bijna uitsluitend voorwerpen
behorend tot het soldatenwezen.
495.
De leerlingen gingen hier in de omgeving rond en nodigden de
mensen uit tot de prediking en de maaltijd op de groene plaats (bij
de noordoosthoek van het meer). Ondertussen deed Jezus
hetzelfde in de heidense woningen te Adama. Hierop begaven de
leerlingen zich naar de groene dierentuinplaats, die met schoon
gras, bloemen en struiken begroeid was. Hier bereidden zij de
maaltijd met de vissers, die er hun vissen in een waterbak
bewaard hadden. De tafels waren balken van een paar voeten
breed, die men uit het meer hierheen gesleept had236. Achter de
236 De tafels waren balken. – Maaltijden werden veelal genomen op een
tapijt over de grond uitgespreid (cfr. fasc. 1, nr. 13, voetnoot 31)
Toch gebruikte men ook, misschien zelfs vaker een zeer lage tafel, of een
stenen of houten balk, gelijk hier (cfr. Dapper, Perzië, 107; Beaufays, I, 44;
Mislin, I, 180, 203, 215, 253; De Géramb, II, 228 en 309). De hoogte is 20 à
30 cm.
De mannen liggen aan; de vrouwen zitten op hun gekruiste benen en hielen
op een kussen of tapijt, of ook met de benen ter zijde. De mannen lagen op
ligstoelen of divans (cfr. D.B. Pâques, col. 2100).
Fascikel 14
707
|