zij kaas die zij eten als brood. Bovendien verzamelen zij nog
wilde vruchten, die zij gaan verkopen. Ook dragen velen van hen
in lederen zakken goed water naar het stadje, waar Jezus gisteren
was, en naar nog andere plaatsen, waar het water eveneens erg
slecht en vol ongedierte was. Daarom had Jezus het door
zijn zegen gereinigd. Bij deze mensen waren vele
melaatsen en Jezus zegende voor hen het water om er
zich in te wassen.
Tegen avond ging Jezus naar Amichores of Sichor-Libnat terug.
Hier leerde Hij nog en kondigde aan dat Hij de
volgende dag zou laten dopen.
De stad Amichores, waterstad of regenstad, heet ook Amead-
Sichor-Libnat en ligt een paar uren van Ptolemaïs, landinwaarts
en aan een klein slijkerig meer, dat aan de ene kant ontoegankelijk
en door hoge bergen omgeven is. Uit dit meertje vloeit het
zandige, (om zijn zand bekende), riviertje Belus, ook Sihor-Libnat
genaamd, wiens oorsprong of bron van onder een
monumentgebouw te voorschijn komt; het mondt in de buurt van
Ptolemaïs in de zee uit226. De stad is zo groot, dat ik niet
begrijpen kan, hoe men er zo weinig van weet.
De Jodenstad Misal ligt er niet ver van af.
In die omstreken lagen er nog verscheidene andere steden.
226 Het riviertje Belus is het huidige Na’aman of Na’amein.
Is dit juist, dan is het slijkerige meertje (Kendevia) het moeras, gevormd bij
zijn oorsprong door een overvloedige bron aan de oostvoet van de heuvel
tell Koerdaneh. Nochtans is de juiste ligging van het door Flavius Josephus
vermelde meertje Kendevia nog een probleem.
Misal is het huidige dorp op de heuvel tell Da’oek.
Van het grafmonument (van Memnon) is niets overgebleven.
Over dit alles later iets meer …
Fascikel 14
676
|