medemensen in hun vrome levenswijze gehinderd te worden.
Dan verlieten zij grotere goederen voor geringere.
Zij waren zo vroom en zo vervuld van verlangen naar God, dat ik
hen dikwijls, zowel overdag als bij nachte, eenzaam over
weilanden en velden zag ronddwalen, terwijl zij smachtend God
smeekten en aanriepen. Ja, uit louter godshonger scheurden zij
hun klederen op de borst open, als moest God zich met de
gloeiende zonnestralen in hun hart inbranden, of met het licht van
maan en sterren hun dorst naar de vervulling van de belofte
verzadigen3.
Zulke aanschouwingen kreeg ik, wanneer ik als kind en daarna als
jong meisje eenzaam in de weide mijn kudden hoedde, of ‘s
nachts op de hoogst gelegen akkers van ons boerendorp
neergeknield tot God bad. Of ook nog, wanneer ik in de Advent,
midden in de nacht door de sneeuw drie kwartier ver van
Flamschen, waar onze hut stond, naar de Rorate-plechtigheid in
de Sint-Jakobuskerk te Koesfeld ging.
’s Avonds te voren en ook nog in de nacht bad ik dan onvermoeid
voor de arme zielen. Ik wist dat er daar zo vele leden niet alleen
voor eigenlijke zonden, maar ook omdat zij in hun leven niet
ijverig genoeg hun zaligheid behartigd hadden, met al hun
begeerten aan de schepselen en goederen dezer wereld hingen, ze
3 Die dorst naar de vervulling van de belofte in Maria’s voorouders illustreert
op aangrijpende wijze deze evangeliewoorden: “Vele profeten en
rechtvaardigen smachtten er naar te zien wat gij ziet en ze zagen het niet, te
horen wat gij hoort, maar ze hoorden het niet” (Mt. 13, 16).
Tot deze profeten en rechtvaardigen behoren dus deze voorouders van
Joakim en Anna en Jozef. In de parallelle passage van de H. Lukas spreekt
deze van profeten en koningen (Lk. 10, 23). Immers geheel de
geslachtsstam van Jozef en Maria was van koninklijken bloede;
maar koning is ook ieder rechtvaardige, omdat hij de heerschappij voert over
zijn hartstochten en dus over het kleine inwendige rijk van zijn ziel.
Die voorouders kunnen en moeten wij ook navolgen in de 20e eeuw, omdat
voor zo talloos velen de Messias en Verlosser praktisch nog moet komen;
ook omdat zijn rijk voort verdedigd en verder uitgebreid moet worden.
Fascikel 1
13
|