Deze boom was zeer groot; er waren zitplaatsen in de loofhutten
die hij gevormd had, want zijn takken daalden over de muur in de
aarde neer, waar ze weer wortel schoten om nieuwe bomen te
vormen. Deze deden op hun beurt hetzelfde, zodat op die manier
een kring loofhutten ontstond. Die boom is van dezelfde soort als
de boom van de verboden vrucht in het Paradijs. De vruchten
hangen doorgaans rondom de top van de takken en gewoonlijk in
trossen van vijf; ze zijn peervormig, van binnen vlezig en
bloedkleurig geaderd; ze hebben in het midden een holte, waarin
rondom de pitten in het vlees vastzitten. De bladeren zijn zeer
groot en ik geloof dat het zulke waren, waarmee Adam en Eva in
het Paradijs zich bedekten. De Joden gebruikten die bladeren
(Adventieve organen = organen die ontstaan, na verwondingen of na een
behandeling met groeistoffen (bewortelingshormonen), op plaatsen waar
ze onder normale omstandigheden niet zouden ontstaan)
Wij vinden ze ook in de Indische vijgenbomen (Banyan-bomen, ficus).
De scheuten dalen uit de onderzijde der takken, dringen in de grond,
wortelen en vormen stammen die als pijlers de horizontale takken van de
boom schragen (cfr. Winkler-Prins, ‘adventieve organen’).
In de grond komt die voortplanting overeen met die van vele kleinere
planten, zoals de klimop, de braam, winde, boterbloem, frezen.
Hier is het eigenaardige dat het geschiedt met een grote boom.
Een afbeelding van deze of soortgelijke grote boom ziet men in Modern
Woordenboek, bij WARINGIN. Men kan er uit afleiden dat verzorging nodig
is om mooie priëlen te bekomen.
***
De geograaf Dapper vertelt in zijn boek Arabië:
“Wanneer men van Sjiraz naar Gamron of Kombru gaat, treft men voorbij het
dorp Ciah Ciakor een gehucht aan met name ‘Pailulon (Pailuli) Dagheli’.
Dit betekent: “aan de voet van de Lulen vol bladeren”.
Bij die huizen immers groeit een groot aantal bomen die de inwoners ‘Luli
Dagheli’ noemen, als wilden zij zeggen: ‘vol spruiten of scheuten’, want de
takken schieten veel spruiten naar de aarde en deze schieten daar wortel en
groeien uit tot nieuwe stammen.
In Indië is die boom gemeen. De Portugezen noemen hem ‘wortelende
boom’, ‘arbor de Raïz’.
Ook op vele plaatsen in Perzië groeit de ‘Luli Dagheli’.
Fascikel 1
79
|