Een geestelijke kracht, maar uit het voorgaande blijkt reeds dat hij in een
soort lichamelijk, uitwendig teken of zinnebeeld bewaard of gehuld was, een
teken dat tevens, zoals de zegen zelf, een voorspel was van de eucharistie
en een zinnebeeld ervan.
Is ook dit niet wonderbaar: de zegen had tot doel de stamouders van Maria
te helpen om door eigen reinheid steeds reiner telgen voort te brengen,
terwijl de Eucharistie het hemels brood en de goddelijke wijn is, die
maagden voedt en voortbrengt.
Aan die zegen was, volgens K.E., Gods tegenwoordigheid op de Ark in
de tabernakel verbonden, terwijl de Eucharistie Gods
tegenwoordigheid is bij ons.
Die zegen was niet alleen voor de onmiddellijke dragers of bezitters een
steun en sterkte ter veredeling van hun stam, maar oefende zijn invloed uit
op verdere verwanten en andere mensen, wier nakomelingen tot de komst
en uitbreiding van het nieuwe godsrijk zouden bijdragen.
Ook hierin dus gelijkt hij op de Eucharistie, die vanuit het tabernakel of de
mis invloed uitoefent op allen die haar benaderen.
Men kan bij bekeerlingen, zoals Th. Merton, P. Claudel, de indrukken lezen
die zij bij het bezoek van een kerk of gedurende een heilige mis
ondervonden.
Onze K. zag die invloed van de zegen in de vorm van stralen die van die
zegen uitschoten.
Voorts zag K. die zegen steeds onder een dubbele gedaante, in de vorm
van
-
een boon met kiem,
-
van tarwe en wijn,
-
van vlees en bloed,
-
van een korenaar en glanzende druif,
-
van spijs en drank,
-
glanzend voedsel en doorschijnend vocht;
al verschillende namen om dezelfde geestelijke realiteit, ‘de zegen’ aan te
duiden, verschillende dingen die hetzelfde zijn en ook zinnebeelden zijn van
de Eucharistie.
Reeds tijdens zijn leven oogstte Brentano kritiek hierover, maar hij antwoordt
in deze zin: “Ik geef alles zoals ik het zelf heb vernomen. Daar ikzelf niet
duidelijk begrijp waarin die zegen eigenlijk bestaan mag hebben, zou ik niet
in staat geweest zijn er iets aan te veranderen of bij te voegen of af te doen.”
Fascikel 1
93
|