Hier in de zaal trof Joakim andere offeraars aan, in wier
tegenwoordigheid hem een harde beproeving overkwam:
een priester, met name Ruben, misprees zijn offergaven;
hij stelde ze niet ten toon bij de overige achter tralies ter
rechterzijde van de zaal, doch schoof ze met minachting van kant.
Vóór alle aanwezigen beledigde hij met luider stem de arme
Joakim wegens de onvruchtbaarheid van zijn huwelijk, liet hem
niet als offeraar bij de overigen toe en verwees hem naar een
tralieafsluiting.
Hierna zag ik Joakim, overstelpt van droefheid, de tempel
verlaten. Hij reisde over Betanië en ging in een communiteit van
Essenen naar Macherus toe, om raad en troost te zoeken41.
41 Machaerus. – De zienster wijst hier alleen een algemene richting aan.
Het Essenenklooster waar Joakim komt, was gelegen in de wadi el-Quelt,
waar men nu het zogenaamde klooster ‘van Qoziba’ vindt.
Het ligt 6 km ten westen van Jericho. Even westelijker wijst de traditie een
buitengoed aan, dat aan Joakim toebehoord zou hebben.
Hierover zegt K.E.: “Niet ver van Jericho had Joakim verscheidene weiden”
(nr. 226).
Een oud kerkelijk handschrift of soort kalender vermeldt op 16 januari
‘Wijding van de kerk van de hoogheilige Moeder van God in Choziba op de
weide van de H. Joakim’.
“De oorsprong van dat klooster schijnt tot de Essenen terug te gaan”, zegt
Meistermann (Guide de Terre sainte 372). En verder: “Het beschouwde zich
reeds vroeg als de plaats waar Joakim zich kwam verbergen en bidden, na
in de tempel zo smadelijk afgewezen te zijn.”
Volgens K.E. echter bleef Joakim slechts een korte tijd bij de Essenen en
zette dan zijn weg voort naar de verste weiden aan de oostkant van de
Jordaan. Reeds nu zien wij hoe zij niet van de apocriefen afhankelijk is,
maar alles zelfstandig verhaalt, uit de bron van een bovennatuurlijk gezien-
hebben.
De berg- of valleiwand is zo steil, dat het klooster nu zoals vroeger, er schijnt
aan te hangen. Het bestaat uit vele natuurlijke en ook kunstmatige grotten,
die aan de buitenkant door muren beschermd zijn. Lange tijd lag het
verlaten en vergeten; zijn heropbouw dateert uit de jaren 1878-1901
(cfr. Kopp. 320 + nota 54).
Fascikel 1
75
|