Hemzelf zou nu geschonken worden wat aan Adam om de
(vooruitgeziene) zonde ontnomen was. En nu reikte de engel hem
een schitterende spijze toe en liet hem ook uit een kleine beker
een lichtgevende vloeistof drinken. Hierop trok hij met zijn
rechterhand zegenend een lijn van Abrahams hoofd recht naar
beneden, vervolgens van diens rechter- en ook linkerschouder een
lijn tot onder de borst, waar de drie zegenlijnen samenkwamen.
Hierop stak de engel met beide handen iets lichtstralend als een
wolkje tegen de borst van Abraham en ik zag het in hem overgaan
en ik kreeg het gevoel dat hij het sacrament van het Oud Verbond
had ontvangen.
De tweede engel kondigde Abraham aan dat hij voor zijn dood
deze geheimnisvolle zegen op dezelfde wijze waarop hij hem
ontvangen had, moest overleveren aan Isaäk en dat zijn kleinzoon
Jakob de vader zou worden van twaalf zonen: uit hen zouden de
twaalf stammen spruiten. Hij kondigde meteen aan dat die zegen
aan Jakob weer ontnomen zou worden.
Wanneer Jakob echter tot een volk zou aangegroeid zijn, zou
dezelfde zegen (aan Israël) teruggeschonken worden om als de
heilige schat of zegen van het ganse volk in de Verbondsark
geplaatst te worden; door gebed zou hij behouden moeten blijven.
Hij liet verstaan dat dit heilig geheim, wegens de goddeloosheid
van de mensen, uit de Verbondsark (gedeeltelijk en een tijdlang
ook geheel) bij de profeten terecht zou komen (zie nr. 9) en
tenslotte overgaan op een man die de vader van de H. Maagd zou
worden (nr. 27).
In dezelfde belofte vernam ik ook dat het Heil van de wereld, dat
uit de Maagd voort zou komen, ook aan de heidenen door 6
profetessen en door beelden in de sterren bekend gemaakt zou
worden (geschiedenis der H. Driekoningen).
Moet men soms niet tot zulke openbaringen de woorden van Jezus
terugbrengen: “Abraham Uw vader zag jubelend van blijdschap mijn dag
tegemoet! Hij heeft hem gezien en van vreugde gejubeld!?
oa.
”(J
8, 56).
Fascikel 1
100
|