In het leven der H. Maagd volgt hier een uitgebreid visioen, dat, volgens
de bekentenis van Brentano, ten gevolge van K.’s zwaarzieke toestand
en bewogen leven, gebrekkig verhaald is, onzeker in zijn volgorde,
fragmentarisch, raadselachtig in de betekenis van zijn bijzonderheden
en een eigenlijke ontknoping mist. Daarom laat het de lezer
onbevredigd. Van onze kant nemen wij er daarom slechts één passage
van over en vervangen de rest door een stukje mystieke litteratuur dat
in deze samenhang bijzonder goed past.
Het opschrift van het visioen luidt:
De Verlossing van het mensdom aan de engelen
getoond.
In een wonderbaar visioen zag ik hoe God na de zondeval aan de
engelen bekend maakte hoe hij het mensdom wilde herstellen.
Bij een eerste aanblik verstond ik niet alles, doch spoedig werd
het mij volkomen duidelijk.
Ik zag de troon van God, de allerheiligste Drie-eenheid en als het
ware een beweging in haar Drievuldigheid. Ik ontwaarde de
negen engelenkoren en zag God hun openbaren op welke manier
Hij het mensdom uit zijn val wilde oprichten.
Ik zag deze aankondiging door de engelen met grote vreugde
onthaald en met onbeschrijfelijk gejubel toegejuicht worden.
Nu werd mij in allerlei zinnebeelden de ontwikkeling en de
uitvoering van Gods heilsplannen over het mensdom in taferelen
getoond. Ik zag deze taferelen tussen de negen engelenkoren als
het verloop van een geschiedenis verschijnen en zich uit elkander
ontwikkelen. Het was een voorstelling in beelden van de strijd
tussen goed en kwaad, tussen heilige en boze machten, waarvan
de eerste de voorbereidselen tot de verlossing begunstigden, de
laatste die bekampten. Ik zag de engelen tot deze taferelen
bijdragen en meewerken, ze beschermen en verdedigen.
Het geheel en de samenhang van het visioen kan ik me niet meer
met zekerheid in de juiste volgorde herinneren en moet dus in
Fascikel 1
119
|