Joakim wordt in de tempel gehoond.
Hij trekt zich in de eenzaamheid bij zijn verste
kudden terug.
18.
Nadat die heilige echtgenoten nu reeds zo vele jaren tevergeefs
Gods zegen over hun huwelijk afgesmeekt hadden, zag ik dat
Joakim weer een offer naar de tempel wilde brengen37 .
Beiden bereidden zich door versterving erop voor. Ik zag hen in
boeteklederen gehuld, ‘s nachts op de harde grond liggen.
Nog vóór het dag-aanbreken trok Joakim het veld in naar zijn
kudden op de weilanden, terwijl Anna alleen achterbleef.
Spoedig hierop zag ik dat Anna hem dienstknechten met duiven
en ander gevogelte (nl. tortels) in kooien, en bovendien velerlei
andere voorwerpen in korven achterna zond, om dat alles in de
tempel ten offer te brengen.
Joakim nam twee ezels en belaadde ze met deze en nog andere
korven, waarin hij drie, meen ik, kleine witte, dartele dieren met
lange halzen gestoken had. Waren het lammeren of geitenbokjes,
ik weet het niet meer. Hij had op een stok een lantaarn mee,
waarvan het licht flikkerde als in een uitgeholde kalbas.
Ik zag hem dagen later met zijn knechten en lastdieren aankomen
op een schoon groen, grasrijk weiland tussen Betanië en
Jeruzalem, waar ik later ook Jezus dikwijls zag verwijlen.
37 Dit verhaal is zeer bekend en is een bron van inspiratie geweest voor vele
kunstenaars; men vindt het in het apocrief evangelie van Jakobus.
Sommige gedeelten van dit profaan evangelie gaan terug tot tegen de 1e
eeuw. Eens voorgoed zij hier opgemerkt dat niet alles verzinsel is wat de
apocriefen vertellen, dus dat ook de redenering onlogisch is: omdat het in de
apocriefen staat is het vals.
Ook dat K.E. de feiten die zij met apocriefen gemeen heeft, steeds op haar
eigen oorspronkelijke, onafhankelijke manier verhaalt, redelijk, aanvaardbaar
en natuurlijk.
Fascikel 1
71
|