uit hun midden gekomen. Zij woonden in groot getal in de
woestijn in de gebergten Horeb en Karmel. Ook in Egypte zag ik
in een later tijdperk velen van hen. Ik heb ook gezien dat zij door
oorlog een tijdlang van de Horeb verdreven en door nieuwe
Uit de H. Schrift is op te maken dat zij een soortgelijk leven als de Essenen
leidden. Reeds in de periode van Samuel en Saül, d.i. omstreeks 1100
bestonden er profetenleerlingen.
Ze worden nogmaals vermeld ten tijde van Elias (870) en onder diens
opvolger Elizeüs.
In de H. Schrift worden meerdere plaatsen genoemd waar zulke groepen
leefden: te Giba, Ramata, Betel, Gilgal, Jericho. Zulk een groep heette
school, d.i. vereniging, gemeenschap en aan ’t hoofd stond een overste, die
zijn leerlingen Gods Wet voorhield en verklaarde; niet zelden was hij
bovennatuurlijk verlicht en begunstigd.
Elias schijnt aan het hoofd van zulk een school gestaan te hebben.
Tijdens de vervolging van Achab leefden velen van hen verborgen in de
spelonken van de Karmel.
Na Elias werd Elizeüs als hun hoofd door hen erkend.
Zulke communiteiten telden soms tot 100 leden (II Kon. 4, 43).
Tot die instelling behoorden ook gehuwde personen (II Kon. 4, 1), maar zij
leidden geen gemeenschappelijk leven zoals de strikte ordeleden.
Hun doel was om door een heilige levenswandel God te verheerlijken,
eigen volmaaktheid te bewerken en de godsdienst te bevorderen en aan de
naaste al e goed te bewijzen.
Uit de H. Schrift kan nog worden afgeleid dat hun leven beter en duurzamer
ingericht was ten tijde van Elias (cfr. D.B. Ecole 2).
De oude exegeten, in navolging van Hiëronymus, Cassianus, Isidorus zagen
in hen een soort kloosterlingen, die zich onder het gezag van een overste
oefenden in alle praktijken van het kloosterleven. Ook onder hen werden
profeten gevonden (cfr. II Kon. 2, 3-7). Zoals bij de Essenen verving bij hen
een eed de beloften van ons kloosterleven. Het schijnt dus wel dat die
profetenleerlingen essentieel hetzelfde leven leidden als de Essenen en,
daar K.E. beweert dat ze uit hen voortgekomen zijn, er misschien een
vertakking van waren.
Ten tijde van Elias waren zij beter ingericht, zegden wij. Dit stemt overeen
met wat K.E. zal zeggen dat Elias de levenswijze van de Essenen, of hoe zij
toen ook heetten, doeltreffender geregeld heeft. Dit belet niet dat Jesaja ze
later nog beter organiseerde (zie nr. 3).
Fascikel 1
26
|