mededelingen van onze zienster. Uit haar verhalen echter kunnen
wij opmaken wat aanleiding tot deze valse traditie gegeven kan
hebben. Dit wordt later verteld in nr. 2203.
In de noordoosthoek van het genoemde voorpleintje van de kerk
leidt een gang naar de ingang van de spelonk van Jezus’
doodsangst.
Wij hebben nu een beknopt, maar klaar en overzichtelijk beeld
van Jeruzalem verkregen. Nu willen wij even beknopt aantonen
hoe de stad zich geleidelijk ontwikkelde.
F. Uitbreiding van het oorspronkelijke Jeruzalem.
Het aanvankelijke URU-salim (Salim = de kleine, driehoekige
heuvel Sion, later Ofel) was bij de aankomst der Israëlieten uit
Egypte bewoond door Jebusieten. Zoals alle sterke vestingsteden
was dit heuveltje aan drie kanten door diepe valleien ingesloten;
alleen aan zijn noordkant met het bergland verbonden.
De heuvel had aan zijn oostvoet een bron die voor elke stad
onmisbaar was; in de Bijbel heet ze Gihon en nu wordt ze
Mariabron genoemd, als een bron waar Maria water zou komen
putten zijn.
Een burg der Jebusieten op de heuvel heette Sion; deze naam ging
over op de heuvel, vervolgens op de noordelijke heuvel of
Tempelberg, zodat men zeggen kon dat God verbleef in zijn
woning op de Sion.
Na enige jaren in Hebron geregeerd te hebben, besloot koning
David Urusalim tot zijn hoofdstad te maken en hij wist ze door
list op de Jebusieten te veroveren.
Hij bouwde zijn paleis in het noorderdeel van het stadje en ten
zuiden van de berg die later de Tempelberg zou worden.
Hij versterkte zijn stad met nieuwe muren, maar meteen ook de
omgeving en zo, tot groter veiligheid van zijn stad, bouwde hij op
Fascikel 8
23
|