Een paar uren verder bereiken de toppen van dit gebergte 1716 m,
1737 m, 1839 m enz. (zie hoekkaartje, boven op grote kaart 1).
De lange landstreek die zich ontrolt van de voet van de Hermon in
het noorden tot de Modjib in het zuiden, en van de Jordaan in het
westen tot anderhalf uur van de bedevaartweg derb el-Hadj in het
oosten, wordt in de lengte in 3 stukken verdeeld door twee diepe
riviervalleien: de Sjeriat el-Nenadireh (Jarmoek, Hiëromax) en de
nahr ez-Zerka (Jabbok).
Wij zullen over ieder van deze drie landstreken een woord
zeggen.
I. Gaulanitis of Gaulon.
Men zegt tegenwoordig ook Golan. Deze provincie of landstreek
ontleende haar naam aan de hoofdstad Gaulon.
Het is het noordelijkste deel van drie vermelde stukken land ten
oosten van de Jordaan. Het heeft een gemiddelde hoogte van 700
tot 800 m; het wordt gekenmerkt door een vulkanische bergketen
met een eigenaardig voorkomen in het noordoostgedeelte van het
land. De keten bestaat uit een menigte toppen met kraters van
uitgedoofde vulkanen, die een hoogte hebben van 948 m (tell
Faras), 1189 m, 1294 m, 1238 m, 1257 m, 1029 m, 1164 m.
Om zich een juist idee van de hoogte van die bergen te vormen,
moet men rekening houden van het niveau van de hoogvlakte, die
zich van 700 tot 800 m boven de zeespiegel verheft.
Die bergtoppen steken er dus slechts gemiddeld 400 m boven uit.
Dit noordelijk gedeelte van Gaulon, dat de 2/3 van de provincie
uitmaakt; is steenachtig, woest en wild, bedekt met de massa’s
lava en basalt-rotsen uit de vulkanen. Overal waar tussen de
rotsen een weinig aarde is, groeit het gras in de regentijd
buitengewoon hoog en verdwijnt zelfs in de zomer niet geheel.
In deze waterrijke streek verschroeit zelfs de grootste hitte niet
alle groen, zodat de kudden er voldoende gras in de winter en het
Fascikel 8
124
|