indrukwekkend en eerbiedwaardig dat Agrippa II, 60 jaren na
Herodes, besliste de colonnade niet te verbouwen (cfr. Guide,
200).
De koninklijke zuilengang aan de zuidzijde van het plein was één
van Herodes’ meesterwerken van bouwkunst; door zijn
kunstwaarde, stijl, pracht, rijkdom en grootsheid was het als het
ware de bekroning van de ondernomen tempelvernieuwing. Die
driedubbele gang bedekte het terrein van Salomons koninklijk
paleis. Vandaar zijn naam: ‘koninklijke zuilengang’; hij bestond
uit een buitenmuur, waarin een rij pilasters ingewerkt was en drie
rijen zuilen; hij liep van de Kedronvallei tot de Siloë-vallei; de
twee uiteinden hadden een koepeltoren en staken hoog boven de
valleien uit. Vooral de zuidoosthoektoren verhief zich boven een
zo diepe vallei (Kedron), dat, zo zegt met overdrijving Flavius
Josephus, men niet van boven op de bodem van die afgrond kon
zien, zonder er duizelig van te worden.” (Ant. III, 73).
Vele exegeten menen dat de duivel bij Jezus’ tweede bekoring de
Zaligmaker op deze hoek plaatste.
Katarina echter wijst voor het ‘pinnaculum templi’ of
‘tempeltinne’ (pinnaculum = kleine vleugel) vanwaar de duivel
Jezus aanraadde zich naar beneden te werpen, de noordwesttoren
aan, iets zuidelijker dan het Pretorium. Inderdaad, nergens kon
Jezus zijn macht beter tonen, want onder die hoge muur lag de
wijk Akra, het meest bevolkte stadsgedeelte. Was Jezus werkelijk
machtig en een waaghals, nergens elders kon Hij beter zijn macht
vertonen.
De middelste van de drie beuken van de koninklijke zuilengang
stak boven de twee zijgangen uit; ze kwam in het westen uit op de
landbrug waartoe de Robinsonboog behoorde. In de zuidmuur
had deze zuilengang geen deur, maar twee gangen liepen eronder.
Wij laten het aan Flavius Josephus over de pracht en grootsheid
dier gangen op te hemelen (cfr. B. J. II, 133; Ant. III, 73-74).
Fascikel 8
64
|