bestaat uit lava afkomstig van een rij vuurbergen, die op de
noordwestrand van het Haurangebergte liggen tegen de
zuidoostrand van Ledjah.
Die bodem is op duizend wijzen opgeblazen en gebarsten, zoals
de oppervlakte van zeepwater, waarop men bellen blaast; hij is
stenig en overdekt met een verward net van hobbelige paden;
overal zijn holen en spelonken; op meerdere plaatsen ook ruime,
onderaardse schuiloorden; de ingang van die souterrains is eng en
ongemakkelijk en te allen tijde hebben die uitgestrekte ruime
krochten aan rovers en opstandelingen een toevlucht verstrekt.
Overigens betekent de naam Ledja ‘schuiloord’, ‘toevlucht’,
terwijl de oude naam Trachonitis betekent ‘stenig land’ en wijst
op de stenige eigenschap van de bodem.
c) Iturea = Djedoer.
c. 1) vlakte van Djedoer.
De onafzienbare vlakte ten noordwesten van het Hauran-
gebergte heet nu Djedoer, naam die niet onwaarschijnlijk
verwant is aan Iturea;
c. 2) vlakte en-Noeqra.
de vlakte ten westen en zuidwesten van dat gebergte heet en-
Noeqra.
c. 1) De eerste strekt zich in het noorden uit tot een 6-tal uren van
Damascus, in het westen tot de Nahr er-Roeqqad (O-grens van
Gaulon) en in het oosten tot de Ledjah. Men meent het land
Iturea met deze onafzienbare vlakte te moeten vereenzelvigen.
c. 2) De tweede omvat het effener middelland met de
zuidwesthellingen van de berg en strekt zich in het zuiden uit tot
Fascikel 8
135
|