Deze uitdrukking is echter algemeen en duidt het hele over-
Jordaanse aan, terwijl Perea, dat eruit ontstond, een beperkter
betekenis heeft en een bepaalde provincie met vastgelegde
grenzen aanduidt.
Deze kunnen worden omschreven als volgt:
- in een eerste fase kan de Hiëromax als noordgrens
aangenomen worden.
- De oostgrens liep ongeveer over er-Remthé (d.i. Betaramfta-
Julias), Gerasa, Roemman, el-Al tot de Arnon.
- De zuidgrens was de Arnon;
- de westgrens de Dode Zee en de Jordaan.
Aanvankelijk was Gadara de hoofdstad.
Nadat keizer Augustus Gadara aan Herodes Antipas ontnomen
had en keizer Nero later de steden Betaramfta en Abila met hun
onderhorig gebied aan Herodes Agrippa II geschonken had, was
Perea ingekrompen naar het zuiden.
Terecht schreef later Flavius Josephus dat Perea in het noorden
begon bij Pella, maar dit betekent bij hem niet dat Pella op de
noordgrens lag en Perea zich niet wat verder uitstrekte, b.v. tot
een rivier. Wanneer dezelfde Perea zich tot Machaerus laat
uitstrekken, belet dit ons niet te aanvaarden dat de Arnon de
zuidgrens gebleven was.
“Perea was bewoond,” zegt Flavius Josephus, “door Syriërs en
Grieken, doch naast dezen leefde er een mengelmoes van rassen,
even verschillend als in Samaria: oude inlanders, zoals
afstammelingen van de Ammonieten en Moabieten; vooral
Nabateeën en andere vreemdelingen die onder
oorlogsomstandigheden in die streek beland waren; het talrijkst
waren de Syriërs; ook hadden Griekse en Romeinse kolonisten
daar nieuwe steden gebouwd en vervallen steden hernieuwd. In
de jaren 140-135 vóór Christus onderwierpen de Joden dit land
opnieuw aan hun heerschappij en kwamen er in zo groten getale
Fascikel 8
131
|