V. Filistië of land der Filisijnen.
Ten zuiden van Jaffa vervolgt de kustvlakte haar loop en deint uit
tot de breedte van 30 km. De Bijbel geeft aan dit deel van het
land de naam Sjefela, d.i. ‘laagland’; het sluit de laagste of eerste
heuvelzone in; het is de natuurlijke verlenging van de Saronvlakte
en vertoont geheel dezelfde kenmerken: hetzelfde zou er dus over
gezegd moeten worden: zeer vruchtbare grond, overal water
enkele meters onder de oppervlakte, tot de komst van de Joden
schamele dorpen van enige ellendige lemen of bakstenen huisjes
op een kleine hoogte en overschaduwd door een groepje bomen,
heerlijke tuinen rondom de steden Gaza, Azot en Jamnia; oudtijds
bloeiden er ook Askelon, Ekron, Jamnia, Akkaron, Get en andere
voorname Filistijnse steden.
De provincie geniet een gematigd klimaat, niet overdreven heet in
de zomer, aangenaam in de winter, helder van lucht en gezond,
dankzij de nabijheid van de zee. Reeds vele eeuwen was deze
landstreek beroemd om haar landbouwproducten; uitgestrekte
velden geleken in de lente op een deinende zee van groen, in de
eerste zomermaanden op wiegende haren van goud, zoals het ook
blijkt uit de geschiedenis van Samson.
De nieuwe joodse bevolking heeft de bloei in alle opzichten nog
opgevoerd; ze heeft de ruime vlakte met dorpen bezaaid.
Voorzien van moderne landbouwmachines en alle nodige
gereedschappen, uitgerust met de kennis van de landbouwkunde,
leggen de immigranten zich vooral toe op de landbouw, op de
fruitteelt (vooral citroenen en sinaasappelen) en de wijnbouw; dit
zijn de voornaamste bronnen van welvaart en voorspoed.
VI. De Jordaanvallei.
De Jordaanvallei begint in het noorden bij Merdj Ajjoen, d.i.
vlakte der bronnen, tegenover de kromming van de Leontes.
Uit die bronnen vloeien beken die zich verenigen en bijdragen tot
Fascikel 8
118
|