Ook lezen wij in de H. Schrift: “Salomon bouwde (naast veel
andere bouwwerken) ook de muur van Jeruzalem.” (I Kon. 9, 15).
Wanneer eeuwen na Salomon ook deze stad geheel bewoond en
dicht bevolkt was, ja de bevolking niet meer kon bevatten en in
tijd van oorlog aan vluchtelingen geen onderkomen meer kon
geven, werd door koning Ezekias in een kritieke periode, toen de
Assyriërs in aantocht waren, een nieuwe wijk bij Jeruzalem
gevoegd. De door Ezekias bijgebouwde muur zullen wij hier
evenmin beschrijven als die van Salomon; men kan zijn loop
nagaan op de kaart, waar de ‘muur van Ezekias’ aangetekend is;
hij sluit nabij de Bethlehemspoort tegen de muur van Salomon
aan en loopt met draaien, hoeken, in- en uitsprongen tot tegen de
rots, waar later eerst de burg Baris, naderhand de Antonia van
Pilatus gebouwd werd. Te oordelen naar meerdere overblijfselen
van deze muur is de loop die hij op de kaart volgt, op zijn minst
zeer waarschijnlijk.
Dan hebben wij nog een volgende uitbreiding die wij best
toeschrijven aan koning Manasse. Zijn loop is kort te beschrijven
als volgt: zijn uitgangspunt is bij een hoek, gemaakt door de muur
van Ezekias, 110 m ten noordoosten van Kalvarië.
Van dit punt liep hij noordwaarts tot bij de Hoekpoort. Hier
draaide hij naar het noordoosten, liep in die richting zowat 800 of
900 m ver en wendde zich naar het zuiden, bevatte de
Schaapspoort en vervolgde nog verder zijn loop tot tegen de
eetzaal in de noordoosthoek van het toenmalige Tempelplein.
Die eetzaal grenst aan de gouden Poort. Vanaf de Hoekpoort is
de richting van Manasse’s muur dezelfde als die van de
tegenwoordige muur. De muur die nog verder vanaf de eetzaal
een smalle wijk laat tussen zichzelf en de grondmuur van het
Tempelplein kan ook best aan Manasse worden toegeschreven.
Dit steunt inderdaad op schriftuurpassages.
1) Wij kunnen wijzen op de beschrijving der muren in het boek
Nehemias, hoofdstuk 3, dat zonder de ommuring van de smalle
wijk en van Bezeta niet te verklaren is.
Fascikel 8
25
|