vallei is zeer vruchtbaar. Van haar begin tot haar vereniging met
de vlakte Zabulon is ze 8 km lang en 2 km breed. De
voornaamste weg van Kana naar Kafarnaüm volgt deze vallei.
4) De vlakte Esdrelon
De volgende grote vallei of vlakte, die wij, zuidwaarts afdalend,
aantreffen, is de vlakte Esdrelon; ze ontrolt zich ten zuiden van de
Tabor en van het gebergte van Nazareth.
Ze wordt ook naar de naburige stad vlakte van Jezreël genoemd;
de nieuwe Joden geven haar eenvoudig de naam Emeq, d.i.
‘vlakte’, als wilden zij zeggen: ‘Dé vlakte bij uitstek’.
Haar vorm is een onregelmatige driehoek, waarvan de top zich in
het noordoosten bij de berg Tabor bevindt; haar basis leunt aan
tegen de Karmelbergketen en het gebergte van Samaria en heeft
een lengte van 35 km. De schuine zijden vanaf Djenin in het
zuiden tot de Tabor in het noorden en die van Tabor in het oosten
tot de Kison-engte in het westen hebben ongeveer de lengte van
25 km.
Aan haar oostkant is deze uitgestrekte vlakte gedeeltelijk
afgesloten of begrensd door twee kleine gebergten, nl. de dj.
Foqoea of het oude Gilboa en de dj. Dahy of het Klein-
Hermongebergte.
De vlakte heeft echter ook twee verlengingen naar het oosten, die
tot de Jordaan doorlopen, nl.
- de el-Birehvallei tusen Tabor en Kleine Hermon, en
- de Djaloed- of Goliatvallei tussen de Kleine Hermon en
Gilboa.
Een derde verlenging, meer zuidelijk, loopt niet door tot de
Jordaan, maar is afgesloten tot een slop of zak door de rug van
Gilboa. Ook daalt deze verlenging niet af naar het oosten maar
naar het westen.
Fascikel 8
108
|