Roeqqad, die in het noorden aan de voet van de Grote Hermon
ontspringt en in zijn loop naar het zuiden de oostgrens van Gaulon
vormt. Na zijn uitmonding in de Hiëromax, richt zich deze
hoofdstroom met versnelde loop naar het zuidwesten, mondt twee
uur verder in het Ghôr uit en ontlast zijn wateren in de Jordaan;
hij evenaart hem hier bijna in grootheid.
b) De Jabbok.
De Jabbok is de tweede grote bijrivier van de Jordaan.
Zij begint ten westen van de stad Amman, wendt zich achter de
stad om, terwijl ze zich naar het zuiden, dan naar het oosten, naar
het noorden en weer naar het westen wendt. In zijn loop naar het
westen maakt de stroom ontelbare bochten en kronkelingen.
Vanaf zijn vereniging met de beek Djeras (Gerasa 2) is hij
gemiddeld 7 m breed en 0,60 m diep.
In de winter doen de stortregens het water rijzen en maken de
stroom ondoorwaadbaar. Het gebergte verlatend richt hij zich
naar het zuidwesten en mondt in de Jordaan uit bij de brug ed-
Damijeh, tegenover de berg Qurn Sartabeh; hier is de stroom
breed, diep en nagenoeg altijd ondoorwaadbaar.
Zijn oevers, evenals die van de Hiëromax en van de benedenloop
van de nahr er-Roeqqad, zijn begroeid met twee dichte,
ononderbroken hagen van oleanders of rozelaurieren, waartussen
op sommige plaatsen agnuscastusstruiken, meerdere soorten van
reusachtig riet en andere struikgewassen groeien. Deze vallei is
als een diepe kloof die het oude Gilead (het latere Perea) in bijna
gelijke stukken deelt. Wanneer wij later Jezus door deze vallei
zullen zien reizen, zal deze beschrijving ons meer te zeggen
hebben.
***
Over de Jordaanvallei is genoeg gezegd. De heuvelen en valleien
die uit het O. en van het hoogland er naar afdalen, hebben op
meerdere plaatsen vruchtbare grond en goede weiden.
Fascikel 8
129
|