B. De noordelijke uitbreiding.
“Herodes brak de noordelijke muur door,” zegt Flavius Josephus,
“en verdubbelde de oppervlakte van het Tempelplein.”
(vermeerderde het met 1/4) (B. J. II, 132).
Zo breidde het Tempelplein zich in het noorden uit tot tegen de
voet van de loodrechte rotsbank waarop de Antoniaburcht zich
verhief. In artikel ‘Jeruzalem’ hiervóór, (punt D. I. De oostelijke
heuvelketen van zuid naar noord bezichtigd), zegden wij er een
kort woord over en gaven er zelfs een plan van; in de
lijdensgeschiedenis zal er meer over gezegd worden.
Flavius Josephus verzekert ook dat die loodrechte wand met
gladde, gepolijste platen bekleed werd, zodat aanvallers die de
muur zouden willen bestijgen, er noodzakelijk afglijden moesten.
Een menigte van die platen zijn tot heden toe op hun plaats
gebleven.
In de noordoosthoek moest Herodes zijn toevlucht nemen tot
onderbouwwerken, maar minder geweldige dan die van Salomon
in de zuidoosthoek. Die noordelijke strook was vóór zijn inlijving
in het Tempelplein bewoond geweest door priesters en
goudsmeden, vooral de oostelijke helft (cfr. Nehem. 3, 32; Guide,
217).
Het Tempelplein van Herodes heeft tot heden toe zijn
uitgestrektheid behouden; de juiste maat is wegens hindernissen
moeilijk te nemen, maar men geeft als bijna strikt juiste
afmetingen:
- 462 m (of 474) m ten oosten;
- 491 m ten westen;
- 282 m ten zuiden; en
- 310 m (of 320 m) ten noorden.
Het heeft een omtrek van ongeveer 1546 m (of 1568 m);
zijn vorm is die van een trapezium of vierhoek met ongelijke
zijden (cfr. D.B. Temple; ook Prat, J. Chr. II, 208).
Fascikel 8
58
|