Best mogelijk lag de noordgrens ook minder ver naar het noorden.
Sommigen leggen ze 4 uren meer zuidwaarts, steunend op een
woord van Flavius Josephus die eenmaal de stad Kades met enige
grenssteden opnoemt.
II. Samaria
De bergen van Samaria zijn het middenstuk van het
middelgebergte van Palestina.
Het is gescheiden van het Galilees gebergte door de
Esdrelonvlakte, die een onderbreking vormt, doch het hangt met
de bergen van Judea samen als een natuurkundig en geografisch
geheel.
Het bergsysteem van Samaria vertoont in het noordoosten een
soort hoorn, een uitlopende, halve-maan-vormige kleine
bergketen, die oudtijds Gilboa heette en waarop Saül sneuvelde,
maar nu de naam dj. Foqoea draagt; ze is in haar boogvormige
lengte 14 km lang, 5 à 8 km breed (volgens de plaatsen) en in haar
geheel van noordwest naar zuidoost gericht; ze is met haar
bolrondheid naar de Jordaan gekeerd.
Haar hoogste top is dj. Aboe Madoear; van daar geniet men in alle
richtingen een schoon vergezicht. Hij bereikt 518 m en verheft
zich 750 m boven de Jordaanvallei bij Beisan.
Het gebergte bestaat uit meerdere, naar het westen zacht
afdalende hoogvlakten die door min of meer diepe valleien van
elkander gescheiden zijn. Op vele plaatsen bedekt een
roodachtige, bebouwbare grond de rotsbodem van de berg,
vruchtbaar in graan; rond de dorpen staan olijf- en vijgenbomen.
De noord- en oosthellingen zijn steil en daar komt de naakte rots
aan de oppervlakte.
Bij de zuidwestpunt van Gilboa, d.i. ten zuiden van Djenin of
Engannim richt het Samaritaans bergmassief zich met een reeks
heuvelen naar het noordwesten. Op de eerste heuvel, de sjeick
Fascikel 8
95
|