Vanaf de Hiëromax (misvorming in het Grieks van de
oorspronkelijke Hebreeuwse naam Jarmoek) stijgt het land Gilad
in zuidelijke richting; het bereikt een hoogte
- van 528 m te Irbid,
- van 614 m te Tibneh,
- van 963 m te Ain Djenneh,
- van 900 m te Mar Elias,
- van 988 m te dj. Kafkafa,
- van 1085 m te dj. Hakart.
In het oosten heeft deze bergketen een rand van slechts 200 m
boven de Syrisch-Arabische woestijn, die zich oostwaarts
onafzienbaar ver uitstrekt.
III. Gilad (zuidelijke helft).
Het derde en zuidelijkste deel van Oost-Jordaanland heet thans bij
zijn Arabische naam: Belqa. Dit land Belqa strekt zich in het
zuiden uit tot de rivier Modjib, het Bijbelse Arnon.
Het omvat geheel Zuid-Gilead, want dit strekte zich in het zuiden
slechts uit tot de wadi Hesban en tot de stad El-Al (Eleale).
Ten zuiden hiervan verlengt zich tot de Arnon de Belqa.
Deze zuidelijke helft beantwoordt aan het oude stamgebied van
Ruben.
De noordelijke helft van Belqa dat enigszins de oude stam Gad
vertegenwoordigt, heeft een gemiddelde hoogte van 700 m tot 800
m, doch bepaalde toppen stijgen tot 835 m, 972 m, 934 m, 900 m,
1096 m, 957 m, 1013 m, 1140 m, 1035 m, 1052 m, 1086 m.
De dj. Hemar, drie uren ten oosten van es-Salt – K. Emmerick
noemt die berg Hermon – verheft zich tot boven de 1000 m.
De zuidelijke helft van Belqa heeft dezelfde gemiddelde hoogte
van 700-800 m, maar niet zulke hoge afzonderlijke toppen.
Nochtans gaan enige toppen die middelmaat te boven en bereiken
Fascikel 8
126
|