wisselen in de lengte af tussen 7 m en 0,80 m en in de hoogte
tussen 1,90 m en 1 m. De hoogte van de stenen vermindert naar
omhoog toe. Om de breedte te bepalen zou men de muur moeten
kunnen doorbreken. Ook weet men door Flavius Josephus dat die
stenen aan de binnenkant met ijzeren haken verbonden en
onverroerbaar gemaakt zijn. De buitengevel van de muren is niet
loodrecht, maar ieder steen of lage maakt een kleine in- of
achteruitsprong van 5 cm à 10 cm; op die randen is zand gewaaid,
waarin men kruid en zelfs struikgewas ziet groeien; zo zijn
sommige voegen tot gaten uitgebrokkeld, waarin hier en daar een
vogel komt nestelen.
IV. Toegangen naar het Tempelplein van Herodes.
Hierover is al een woord gezegd in het artikel ‘Jeruzalem’, doch
onvolledig.
Aan alle zijden, behalve ten noorden liepen de wegen opwaarts.
Ten oosten en ten westen kwamen ze immers uit diepe valleien;
ook ten zuiden op Ofel was het niveau bij de zuidmuur 20 m lager
dan het plein en 16 m dan de zuidelijke strook, die 4 m lager
gelegen is. Aan de noordkant bereikte men de ingangpoort
gelijkvloers over de brug van een gracht (cfr. Prat, J. Chr, II, 208).
In de oostmuur bestond de poort van Suza, die nog bestaat onder
de latere naam Gulden Poort, doch toegemetseld is. In haar
huidige vorm en versiering is ze van latere datum, doch ze beslaat
dezelfde plaats als in het Tempelplein van Salomon en van
Herodes. Aan de zuidkant mag men, hoewel Flavius Josephus
slechts van één poort spreekt, de twee poorten aannemen, die
beantwoorden aan de dubbele en driedubbele ondergrondse gang,
daar ze even oud zijn als de muur zelf. Deze nog bestaande
poorten met hun gangen doen ook nu nog dienst en zo ook de
enkelvoudige poort.
Wat de dichtgemetselde Gulden Poort betreft, men kan, mits
bijzondere vergunning, vanop het Tempelplein in het poortlokaal
Fascikel 8
61
|