Flavius Josephus legt gaarne de nadruk op de grootsheid en pracht
der gebouwen; over dit voorportaal zegt hij: “In deze zaal was
alles, ook de deuren en voormuur van het Heilige met de
muurpijlers zo met goud overtrokken en versierd, dat de ogen,
vooral wanneer de opgaande zon met haar stralen tot in deze
voorplaats drong, nauwelijks zulk een schittering konden
uitstaan.”
Vóór de dubbele deur van het Heilige hing ook een gordijn.
Hierachter strekte zich het Heiligdom of tempel uit, minder hoog
dan de vestibule, in zijn geheel 30 m lang, (zelfs 40 m met de
cellen aan de achterkant meegerekend), 30 m hoog en 10 m breed
(30 m met de cellen meegerekend).
Inderdaad, aan het eigenlijke heiligdom waren rondom cellen
aangebouwd, waarvoor rondom een gang liep.
Rechts van de dubbele ingangdeur van het Heilige was in de muur
een kleine zijdeur, waardoor men in het Heilige ging om de
middendeur te ontsluiten. In Herodes’ tempel waren de
omlopende cellen minder in getal en ruimer: ze hadden met de
gang een breedte van 10 m en brachten het achtergebouw (het
Heilige meegerekend) op een breedte van 30 meter.
Het Heiligdom was ingedeeld in Heilige en Allerheiligste.
De heiligste voorwerpen die men in het Heilige zag, waren:
- de 7-armige kandelaar tegen de zuidwand nabij het
Allerheiligste;
- de tafel van de toonbroden tegenover de kandelaar en tegen de
noordwand;
- het gouden reukaltaar tussen beide en ietwat nader bij het
gordijn van het Allerheiligste.
Dit laatste was 10 m lang, dus de helft korter dan het Heilige,
maar even breed, nl. 10 m.
- In Herodes’ tempel waren beide gescheiden door een dubbel
gordijn die op een el van mekaar neerhingen;
Fascikel 8
76
|