Ten noorden van het raadshuis Mekhemeh, niet ver van de
Kettingpoort, Bab es-Silsileh, werd de Wilsonboog gevonden
(maar staat, evenals de voorgaande, niet op onze kaart).
Het is een reusachtige ganse boog die het begin was van een
andere brug over de vallei, waarvan de breedte 13,50 m was.
De Kettingpoort is de voornaamste toegang naar het Tempelplein;
de weg naar die poort loopt boven de Wilsonboog.
Van de Kettingpoort hogerop kan men niet langer langs de oude
tempelmuur gaan, want op meerdere plaatsen staan er allerhande
gebouwen tegen aangeleund. Toch is in deze sector nog een oude
poort herkenbaar, maar voor de 3/4 is ze onder puin en grond
begraven. Volgens Flavius Josephus had het Tempelplein vier
toegangen aan de westkant: “Men daalde uit de twee noordelijkste
met trappen in de vallei af en aan de overkant moest men
evenveel trappen bestijgen. De noordelijkste poort leidde naar het
dichtst bevolkte gedeelte van de stad.”
Ook K.E. noemt Akra het volkrijkste stadsgedeelte; het strekte
zich uit in de vallei en meer westelijk op de hellingen.
Het begin van deze wijk schijnt de berg of heuvel Akra geweest te
zijn. Op deze heuvel rees, 150 m ten westen van het zuidelijk
gedeelte van het Tempelplein, de burg Akra, maar de naam zal
natuurlijkerwijze overgegaan zijn op het aangrenzend lager
gebied.
Op onze kaart ziet men duidelijk hoe deze laagstad van de
hoogstad (West-Sion) gescheiden was door de Tyropoeonvallei,
zoals Flavius Josephus getuigt. De middelvallei noemt hij Siloë-
vallei en hieruit blijkt dat het niet juist is het Tyropoeondal met de
middelvallei te vereenzelvigen, noch de laagstad met de oostelijke
heuvelketen, temeer daar deze in haar zuidelijk gedeelte nog maar
weinig bevolkt was.
Bij de noordwesthoek van het Tempelplein verhief zich op een
rotsbank de burcht Antonia, waarvan wij in punt D.I.2) een
summaire beschrijving gaven. Hier had Herodes de oude
Fascikel 8
39
|