562.
Dinsdag, 6 augustus. –
Jezus heeft de gehele dag in de synagoge gepredikt.
Er waren buitengewoon vele mensen uit de stad en omgeving
toegestroomd; zij wachtten vóór de synagoge en traden er
beurtelings groepsgewijze binnen, omdat de synagoge hen niet
allen tegelijk kon bevatten. Wanneer één groep uit de synagoge
kwam, vulde die aanstonds weer een andere groep. Jezus
verkondigde hier ongeveer hetzelfde als op de gehele
reis, doch minder streng en dreigend, omdat de
mensen goedgesteld waren. Het was toen gelijk nu: ieder
stad of dorp bezit haar eigen gezindheid, geschoeid op die van de
priesters (daar hier geen Farizeeën waren).
Jezus kondigde aan dat Hij na zijn toespraak ook
genezingen zou doen. Zijn lering ging over de
nabijheid van het Rijk en de komst van de Messias.
Hij citeerde alle plaatsen uit de H. Schrift en de
profeten, wees op hun vervulling in deze tijd en
besloot eruit dat de Messias er moest zijn. Hij sprak
ook over Elias en vertelde wat deze gezegd en gezien
had; ik ben dit vergeten.
Hij zei dat Elias in een spelonk een altaar opgericht
had ter ere van de Moeder van de toekomstige Messias
(cfr. fasc. 2, nrs. 31-33). Hij noemde ook het jaartal
waarin Elias deze visioenen gekregen had, wat ik
eveneens vergeten ben.
Daarna beschreef Hij nader de tegenwoordige tijd,
die werkelijk de tijd van de vervulling moest zijn,
want is niet juist nu, vroeg Hij, de scepter aan Juda
ontnomen? (Gen. 49, 9-21).
Hij herinnerde hen ook aan de reis van de H.
Driekoningen, die de Messias waren komen zoeken.
Fascikel 15
852
|