Doch aanstonds vóór de deur omringden Hem een twintigtal
Farizeeën, die Hem vastgrepen en zeiden: “Welaan! kom nu eens
mee met ons, op een hoge plaats, daar kunt Gij uw leer nog eens
herhalen en nader verklaren en dan zullen wij U te woord staan en
uw betoog beantwoorden op de wijze die het verdient.”
Jezus zei hun dat zij Hem gerust los mochten laten,
want dat Hij hen vrijwillig zou volgen. Nu gingen zij
gelijk een wacht rondom Hem en veel volk er achter.
Op dit ogenblik, nu de sabbat eindigde, kende hun woede en
razernij geen mate meer. Hun versmadingen en verwijten, al door
elkaar, gingen de perken te buiten; zij beledigden Hem om strijd
en snauwden Hem toe: “Wij willen u antwoorden; nu brengen wij
U naar de weduwe van Sarepta om haar te spijzigen, naar Naäman
de Syriër om hem te genezen. Zijt Gij Elias, zo vaar nu ten
hemel! We brengen U straks op een goede startplaats.
WIE zijt Gij? Waarom hebt Gij uw aanhangers niet meegebracht?
Gij hadt er de moed niet toe. Hebt Gij hier met uw arme ouders
niet aan ons uw brood en bestaan te danken gehad? En nu Gij
verzadigd zijt, wilt Gij ons versmaden en verwijten. Maar we
zullen U nog eens het woord laten; Gij moogt het hele volk hier in
de open lucht nog een keer toespreken en dan zullen wij u van
antwoord dienen!”
Daarin onderscheidt men: de eigenlijke, doch onder de grond onzichtbaar
opwellende bron (17).
Door een kanaal bereikt ze spoedig de oude, thans ook onder de grond
verborgen, schepplaats, waar Maria, zegt men, het water kwam ophalen;
het vloeit verder onder de vloer van de St-Gabriëlskerk.
Volgens de Grieken zou hier de boodschap hebben plaats gehad.
Door een opening in de vloer (7) kan men het water zien vloeien en ook
ophalen.
Het vervolgt zijn weg onder de grond en komt 90 m verder in een
brongebouwtje, dat onlangs nog vernieuwd werd, waar men het uit kraantjes
kan opvangen; het is allerbest, fris, helder, smakelijk water.
Is het in de regentijd te overvloedig, dan vormt het een beekje, langs
Nazareth wegvloeiend, zoals hier op de schets rechts te zien is.
Fascikel 15
919
|