Jezus te Klein-Sefforis.
582.
13 augustus. –
Heden dinsdag ging Jezus van Kafarnaüm naar Nazareth toe.
De leerlingen van Galilea deden Hem ongeveer vijf uren ver
uitgeleide. Onderweg hield Jezus niet op hen te
onderrichten; Hij sprak hun ook over hun toekomstige
roeping, en daar Petrus het gesprek op zijn bedrijf bracht,
raadde Jezus hem aan de oever van het Meer te
verlaten en zijn huis vóór Kafarnaüm te betrekken.
De tijd was gekomen, zegde Jezus, om er nu vaarwel
aan te zeggen.
Zo trokken zij voorbij verscheidene steden en ook voorbij het
kleine meer, waarover ik onlangs het een en ander meegedeeld
heb (nr. 569; de lustplaats van Betulië met meertje en baden).
Onderweg kwamen Hem in een herdersveld 2 bezeten mannen
tegemoet gelopen; zij begeerden hun genezing; het waren
bezitters van kudden die in de omstreken weidden; ze werden
slechts periodiek door de duivel gekweld; nu waren zij juist in een
rustige toestand.
Jezus genas hen niet, maar beval hun zich eerst te
beteren, en Hij haalde het voorbeeld aan van een
mens die zijn maag ziek gemaakt heeft door ze te
overladen en van zijn zieke maag genezen wenst te
worden om zich opnieuw aan overdaad over te
geven; zulk een genezing heeft nut noch zin;
de 2 mannen trokken zich zeer beschaamd terug.
Twee uren van Sefforis namen de leerlingen afscheid van Jezus en
ook Saturninus keerde met hen naar het huis van Petrus terug. Bij
Jezus bleven alleen 2 Jeruzalemse leerlingen, die naar hun stad
terug wilden keren.
Fascikel 15
893
|