37. Omdat Hij uw vaderen heeft liefgehad en hun nakroost heeft uitverkoren, heeft Hij zelf u
met zijn grote kracht uit Egypte geleid,
38. om volken, groter en machtiger dan gij, voor u uit te verdrijven, om u in hun land te
brengen en het u ten erfdeel te geven, zoals dit heden het geval is.
39. Weet daarom heden en neem het ter harte, dat de HERE de enige God is in de hemel daar
boven en op de aarde hier beneden, er is geen ander.
40. Onderhoud dan zijn inzettingen en zijn geboden, die ik u heden opleg, opdat het u en uw
kinderen na u wèl ga en opdat gij lang leeft in het land, dat de HERE, uw God, u geven zal voor
altijd.
Aanwijzing van vrijsteden in het Overjordaanse
41. Toen zonderde Mozes drie steden af aan de overzijde van de Jordaan, in het oosten,
42. opdat een doodslager, die zijn naaste onvoorbedacht gedood had, zonder dat hij tevoren
haat tegen hem koesterde, daarheen zou vluchten, zodat hij, wanneer hij naar een dezer
steden was gevlucht, in het leven kon blijven:
43. Beser in de woestijn, in het gebied der hoogvlakte, voor de Rubenieten, Ramot in Gilead
voor de Gadieten en Golan in Basan voor de Manassieten.
Inleiding tot de rede van Mozes
44. Dit nu is de wet, die Mozes de Israëlieten voorlegde.
45. Dit zijn de getuigenissen, de inzettingen en de verordeningen, die Mozes de Israëlieten
aangezegd heeft, op hun tocht uit Egypte;
46. aan de overzijde van de Jordaan, in het dal tegenover Bet-Peor, in het land van Sichon, de
koning der Amorieten, die te Chesbon had gewoond, die Mozes en de Israëlieten verslagen
hadden op hun tocht uit Egypte,
47. en wiens land zij in bezit genomen hadden, evenals het land van Og, de koning van Basan:
de beide koningen der Amorieten, die aan de overzijde van de Jordaan woonden, in het oosten,
48. van Aroër af, dat aan de oever van de beek Arnon ligt, tot de berg Sirjon – dat is de
Hermon –
49. met de gehele vlakte aan de overzijde van de Jordaan, in het oosten, en tot aan de zee der
Vlakte toe, onderaan de hellingen van de Pisga.
Uit: NBG-vertaling 1951
Hij zegde dat men niets mocht bij- noch afdoen (Deut.
4, 2); dat Mozes aan de kinderen van Israël zeer
dikwijls had herhaald wat God had geboden (Deut. 4,
5. 9-10) en dat zij het zo slecht hadden onderhouden.
In deze lezing kwamen ook de 10 geboden voor (Deut.
5) en Hij legde hun het eerste gebod uit, het gebed
van de liefde tot God (Deut. 5, 6-21).
Deuteronomium 5
Herinnering aan de wetgeving op de Sinai
1. Mozes riep geheel Israël samen en zeide tot hen: Hoor, Israël, de inzettingen en de
verordeningen, die ik heden doe horen, opdat gij ze leert en naarstig onderhoudt.
2. De HERE, onze God, heeft met ons een verbond gesloten op Horeb.
3. Niet met onze vaderen heeft de HERE dit verbond gesloten, maar met ons, zoals wij hier
heden allen in leven zijn.
Fascikel 15
910
|