uitlopen. Zolang Hij onze zieken geneest, de mensen deugdzamer
maakt, is Hij een zegen voor het volk en zijn wij Hem dank en
liefde verschuldigd. Wij moeten de Oppermachtige zegenen, die
ons zulk een Weldoener gezonden heeft.”
Jezus overnachtte in het huis van zijn Moeder te Kafarnaüm.
Wandeling. – Leerrijke parabel.
576.
11 augustus = 18 Ab; Vastendag. –
Alle leerlingen waren met Jezus bij het huis van Maria (in de
bijgebouwen of zijvleugels) gebleven. Hij wilde heden, daar
het een vastendag was, met hen gaan wandelen om
wat uit te rusten, hen te onderrichten, te vormen, tot
hun taak op te leiden.
Zo begaf Hij zich ‘s morgens met een twintigtal leerlingen naar
het Meer. Benevens de leerlingen uit dit gewest, waren bij Hem
ook nog die van Kana, de zonen van de weduwen, Saturninus en
zijn gewone medereizigers.
Hij nam niet de kortste weg naar het Meer, maar Hij draaide
zuidelijk om de hoogte, waartegen het huis van Maria aan de
westkant gelegen is. Deze berg (of hoogte) is slechts een
voorheuvel, de uitloper of voet van het gebergte, dat zich naar het
noorden verheft, maar hiervan is hij toch door een kleine diepte
ietwat gescheiden.
(Hier zal bedoeld zijn het ondiepe dal dat de bijwadi is van de wadi
Djamoes; wij verwijzen naar de kaartjes in fasc. 9, nr. 205).
Jezus ging dus zuidwaarts met de leerlingen om hen
op deze weg te onderrichten. Hier stroomden vele schone
watertjes die van de hoogten in het Meer vloeiden. De beken
doorsneden rijkelijk het land en ook het beekje van Kafarnaüm
kwam langs deze kant en vloeide rond Betsaïda om. (De schone
Fascikel 15
880
|