hem nogmaals zijn zucht naar wonderen om er
anderen mee te plagen en zei : “Ik zou de jongen niet
genezen hebben, indien het geloof van de bode niet
zo sterk en onweerstaanbaar was geweest.” En hierop
zette Jezus zijn weg voort.
570.
Serobabel had een groot feestmaal laten aanrichten. Alle
arbeiders en dienstknechten in zijn vele omliggende tuinen waren
erop uitgenodigd. Het wonder was reeds aan allen bekend en
allen waren zeer onder de indruk. Gedurende de maaltijd hief de
hele familie, het dienstpersoneel en vele armen, aan wie
geschenken uitgedeeld werden, in de voorzaal een lofzang aan.
Ja, reeds in de vroege morgen was het gerucht van het wonder
door geheel Kafarnaüm verspreid. Serobabel zond er het bericht
van aan Jezus’ Moeder en aan de apostelen, die ik allen weer in
hun visserij aan het werk zag. Ik zag ook dat de tijding gebracht
werd aan de schoonmoeder van Petrus, die nu ook juist ziek te
bed lag.
Jezus ging niet in Kafarnaüm zelf (Serobabels huis lag aan de
zuidkant), maar met een draai om of langs de stad begaf Hij zich
naar de woning van zijn Moeder. Hier vond Hij verzameld een
vijftal vrouwen en de apostelen Petrus, Andreas, Jakobus en
Joannes. Vol vreugde over zijn aankomst en wonderen gingen zij
Hem tegemoet. Jezus nam hier een maaltijd en begaf zich dan
aanstonds met de leerlingen ten sabbat naar Kafarnaüm. De
vrouwen bleven thuis. Er was een grote toeloop van volk en van
zieken. Bij zijn aankomst liepen en schreeuwden de bezetenen in
de straten; Hij legde hun het zwijgen op en ging tussen
hen door naar de synagoge.
571.
Na het openingsgebed werd een hardnekkige Farizeeër, met name
Manasse, afgeroepen; het was zijn beurt om een voorlezing te
Fascikel 15
867
|