Toen Jezus in de stad kwam, waren zeer vele zieken op zijn weg
geplaatst; reeds gisteren waren zij te Kafarnaüm aangekomen,
maar nog niet genezen. Jezus genas er een groot aantal
op zijn weg naar de synagoge. Hier predikte Hij en
verhaalde en verklaarde ook ondermeer een parabel,
maar ik ben vergeten welk een.
Toen Hij bij het buitenkomen het volk nog langer
toesprak vóór de synagoge, wierpen verscheidene mensen
zich vóór Hem neer en smeekten Hem om de vergiffenis van hun
zonden; het waren 6 personen:
-
2 echtbreeksters die door hun mannen verstoten en publieke
vrouwen geworden waren en
-
4 mannen met zulke er onder die zich aan hoeren hadden
vergrepen.
Zij smolten weg in tranen en wilden hun zonden voor het hier
verzamelde volk openlijk bekennen. Maar Jezus zegde dat
hun zonden Hem bekend waren, dat er eens een dag
zou komen dat de openbare schuldbekentenis nodig
zou zijn; hier echter kon er alleen ergernis voor
anderen en vervolging tegen henzelf uit voortvloeien.
Maar Hij vermaande hen op zichzelf te waken om
niet te hervallen, en, in elk geval, zelfs indien zij nog
hervielen, nooit te wanhopen, maar door boete hun
toevlucht te nemen tot God. Daarna vergaf Hij ook
hun zonden; en daar de mannen vroegen wat zij doen moesten,
naar de doop van de leerlingen van Joannes gaan of wachten tot
ZIJN leerlingen zouden dopen (nl. in nr. 686) antwoordde
Jezus hun naar de doop van de leerlingen van
Joannes te gaan.
De aanwezige Farizeeën waren er zeer verwonderd over dat Hij
het waagde zonden te vergeven en zij vroegen Hem daar
rekenschap van, maar Hij bracht hen door zijn
antwoorden tot zwijgen en zegde dat het Hem
Fascikel 15
875
|