Hij besloot deze vragen met de waarschuwing: “Dit
volstaat voorlopig, bidt dat nu maar en beoefent wat
gij zegt.” Verder gaf Hij hun hierover nog
wonderschone onderrichtingen.
Ik zag daarna dat zij zeer getrouw aldus baden, wanneer Hij
niet tot hen sprak of onderweg alleen wandelde al
bidden.
De leerlingen hadden nu in hun knapzakken altijd enige spijzen in
voorraad bij zich, en wanneer reizigers hen voorbijkwamen, of dat
zij er zagen, zelfs op een afstand op zijwegen, liepen zij, zoals
Jezus het hun geleerd had, naar hen toe en gaven hun alles wat zij
nodig konden hebben, vooral wanneer het armen waren269.
Op zijn verdere tocht trok Jezus op een geringe afstand voorbij
Jizreël en kwam om 11 uur voormiddag bij Naïm; Hij trad daar
zonder enig opzien te verwekken in een herberg buiten de stad.
De weduwe van Naïm, die de zuster van de vrouw van Jakobus de
Meerdere was, wist door Andreas en Natanael (die op de heuvel
bij Engannim Jezus ontmoet hadden, blz. 459) van zijn
aanstaande komst. Zij had de wacht laten houden om niet verrast
te zijn, en ik zag dat zij nu, zodra zij zijn aankomst vernomen had,
Hem met een andere weduwvrouw in de herberg ging opzoeken.
Die andere vrouw is me tot nog toe onbekend.
269 In vele landstreken in het Oosten wordt de gastvrijheid en mensenliefde
tot het ongelooflijke opgedreven.
Abraham bleef soms bij de ingang van zijn tent gezeten om voorbijgaande
reizigers te verkwikken. Bij zo’n gelegenheid viel hem een bijzondere
goddelijke gunst ten deel (Gen. 18).
Voorbeelden van ongewone gastvrijheid vinden wij bij De Géramb (II, 174),
bij Mislin (I, 181; II, 208-209).
Volgens Géogr. univ. V, 129 moet de bevolking van het land Boekhara in dit
opzicht niet voor sommige oude en tegenwoordige Palestinabewoners
onderdoen.
Fascikel 15
856
|