Nu deed de koning Tomas nog in een badkamer die vol damp
was, brengen waarin hij zeker moest versmachten, maar de kamer
werd niet heet en bleef met frisse lucht vervuld.
Daarna wilde hij hem dwingen aan zijn afgoden te offeren, maar
Tomas zei: “Indien Jezus uw afgod niet vernietigt, wil ik eraan
offeren.” Hierop werd een groot feest ingericht en men trok met
zang en slaande trom naar de tempel. De afgod op een wagen69,
was geheel van goud, maar op het gebed van Tomas kwam een
vuur uit de hemel: de god smolt ineen en vele andere
afgodsbeelden stortten te gronde. Hierop ontstond protest onder
priesters en volk en Tomas werd opnieuw naar de kerker
verwezen. Maar nu werd hij op dezelfde wijze uit de kerker
verlost, gelijk Petrus (fasc. 35, nr. 2239).
Vervolgens zag ik hem op een eiland aanlanden, waar hij vrij lang
verbleven heeft.
2284.
Maar tijdens een zeereis van Tomas ontstond een storm; zij
ontwaarden in de verte een Japans schip, gestrand op een
zandbank en in groot gevaar; het lag schuin en kon niet meer vlot
geraken, ja, het was reeds half vol water en zand.
Tomas zei tot zijn matrozen: “Wij moeten die reizigers gaan
helpen.” Maar zij weigerden, omdat zij vreesden zich aan
hetzelfde gevaar bloot te stellen. Doch Tomas wedervoer: “Indien
U er bereidwillig naartoe wilt varen, en hen redden, dan zal mijn
Meester, die ik vaak aan de golven heb zien gebieden, ons een
veilige vaart naar het schip bezorgen.”
Daar zij nu zijn verzoek inwilligden, begon Tomas te bidden en
hij gebood aan de golven in de naam van Jezus. Onmiddellijk
69 Een missionaris hoorde ik vertellen: “Processies zijn in India algemeen in
gebruik. De afgodsbeelden worden nooit gedragen, maar gevoerd op een
wagen door afgodendienaars getrokken. Ook vallen processies, nu zoals
oudtijds, zeer in de smaak van de Indische heidenen”.
Fascikel 36
221
|