“Omstreeks het jaar 45 brak te Jeruzalem een hevige vervolging uit.
Daarom verspreidden zich de apostelen over de hele toen bekende
wereld. Petrus trok naar Rome en de H. Maagd werd door Joannes naar
Efeze gebracht. (Het heel juiste tijdperk van dit laatste is onzeker).
De familie van Lazarus was te meer bij de Joden gehaat, daar zij Jezus en
de zijnen met buitengewone toewijding had bemind en gesteund.
Lazarus, Marta en Magdalena werden gegrepen; ook de H. Marcella, die,
naar men meent, de dienstmeid van Marta (of Magdalena) is geweest.
Volgens een traditie die te allen tijde als authentiek werd aangenomen
en ook heden niet wordt tegengesproken, en zelfs in het Romeinse
brevier een plaats had bekomen, werden zij geplaatst op een boot, die
de meest elementaire uitrusting miste: riemen, roer, zeil, ja, alles.
Ook Maximinus, één van de 72 leerlingen van Jezus, en Sidonius of
Cheledonius, die men houdt voor de blindgeborene uit Joannes 9,
werden met hen op de boot geplaatst en aan het woeste barengeweld
van de zee prijsgegeven.
In de verwachting van de vervolgers kon het niet uitblijven of de boot
moest omslaan, vol water lopen en aanstonds verzinken.
Het tegendeel echter gebeurde. De baren dreven het schipje in één
tocht dwars door de onmetelijke watervlakte naar de kust van Provence
in Zuid‐Frankrijk.
De reizigers stapten behouden aan land bij Marseille, bezochten de stad
en begonnen weldra voor de verbaasde inwoners over Jezus te spreken
en zijn leer te verkondigen.
Volgens de ‘Handelingen van de heiligen van de kerk van Toulon’
bekeerden zij geheel Provence.
Lazarus oefende 30 jaren te Marseille zeer ijverig het bisschopsambt uit
en onderging daarna de marteldood.
Maximinus werd bisschop te Aix, 28 km ten noorden van Marseille en
werd in zijn ambt opgevolgd door de gewezen blinde Cheletonius.
***
Fascikel 36
323
|