de H. Communie gaf107. Marcella had Magdalena gediend in de
tijd van haar wulps en werelds leven.
De vrouwen bij wie Marta zich voegde, waren ook ergens
verdreven (weggehaald of geschaakt, zie verder).
De derde man die met Magdalena en de anderen op het schip
buiten Palestina gezet was, heette Chelitonius; hij was de door
Jezus genezen blindgeborene, die sedertdien altijd bij de
leerlingen geweest was. Ik heb het tafereel van zijn genezing
gezien, opdat ik zou weten wie hij was; zijn naam werd mij
gezegd.
Nadat Marta Massilia (= Marseille) verlaten had, voegde zij zich,
naar ik zag, met Marcella en haar eigen dienstmeid en met enige
vrouwen, die zich bij haar aangesloten hadden, in een wild, woest
en ongebaand gewest bij verscheidene heidense vrouwen, die in
hutten woonden, welke zij tegen rotsspelonken aangebouwd
hadden (zoals boven reeds gezegd). Het waren slavinnen, die
door het volk van dit gewest in een oorlog geroofd en naar hier
gebracht waren; ook stonden zij onder bewaking.
Marta en haar gezellinnen vestigden hun verblijf onder deze
vrouwen; zij bouwden zichzelf in het begin kleine hutten naast
elkander, en later een klooster en een kerk. Deze kerk bestond
aanvankelijk uit 4 muren; het dak werd met vlechtwerk van
takken gemaakt, (met leem dicht gesmeerd) en met graszoden
bedekt; alle vrouwen werkten aan de opbouw mee.
Marta en haar gezelschap werkten eerst aan de bekering van de
geroofde slavinnen, van wie enige zich bij hen aansloten, terwijl
andere hen door verraderlijke beschuldigingen en laster veel leed
107 Maximinus kwam met Magdalena halfweg samen. – Maximinus was
tevens, zoals men straks in de levensschetsen zal lezen, de bemiddelaar
tussen Magdalena en Marta.
Zijn stad lag ook tussen hun woonplaatsen.
Fascikel 36
316
|