betreft, om hen te redden zou ik gaarne nog eens
voor hen sterven!” Dit was voldoende om Karpus van zijn
misplaatste ijver te genezen100.
2319.
Ik zag bij deze gelegenheid ook veel over alle apostelen. Zo zag
ik Lukas in een grote zaal aan een tafel, die de vorm van een
altaar had op een bank liggen, die een leuning had. Hij schilderde
het aangezicht van Maria op een geelachtige metalen plaat; het
had geen hals en geleek door zijn bleke verven vrij goed op het
beeld dat de Pelgrim bezit. Alleen scheen mij de neus wat minder
lang; ogen en mond vertoonden een grote overeenkomst. Het was
ook alsof het beeld van de Pelgrim van mijn kast tot mij kwam,
toen ik Lukas dit zag schilderen.
Lukas schilderde ook het beeld van Jezus, maar hij kon er niet
klaar mee komen en geraakte ondertussen in verrukking.
Tot zichzelf gekomen vond hij het op wondere wijze voltooid.
Het stond op zijn tafel, die op een altaar geleek en een opzetstuk
als een tabernakel had. Boven erop lag een kroonvormig
voetstuk, waarop een figuur stond, die iets in de hand hield;
hierbij was ook een geborduurde afbeelding aangebracht.
Men kon het tabernakel opendraaien en daarin lagen verven en
penselen. Het waren als meerdere staafjes met een waaiertje; ze
100 Het hier vermelde visioen wordt door Franciskus Salesius aangehaald in
zijn boek “Traité de l’Amour de Dieu”, L. X. Ch. XV.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet dat de goddelijke liefde uit haar aard
vol ijver is en ook moet zijn, maar dat ze zich door geen onbezonnen,
onbeheerste gevoelens mag laten meeslepen of vervoeren.
Gramschap, verontwaardiging zijn slechte uitwassen van de liefde.
Dionysius maakte dit visioen op zijn beurt bekend aan een vurig priester, die
uit ijver voor heilige zaken en plaatsen een zondaar die nochtans bereid was
zich te bekeren, slecht bejegende.
Met tal van bijzonderheden beslaat dit verhaal bij Frans van Sales 2 volle
bladzijden en toch treft zijn uitvoerig verhaal minder de lezer, schijnt het, dan
dit beknopte, sobere verhaal van onze zienster.
Fascikel 36
298
|