vluchten, maar zij deed het niet en liet zich terug in de gevangenis
brengen. Door dit wonder bekeerden zich velen.
In de nacht zag ik de maagd in haar kerker bidden.
Ik zag de verschijning van de H. Paulus tot haar naderen, haar
troosten en al haar wonden genezen. Paulus zat niet meer
gevangen; men had om zijnentwil naar Rome, meen ik,
geschreven, en men had hem de vrijheid teruggeschonken.
Tekla in het strijdperk van de dieren.
Ik zag Tekla opnieuw uit de gevangenis gehaald en in verhoor
genomen worden, vanwaar men haar in het ronde worstelperk
bracht. Zij werd opnieuw van haar klederen beroofd en weer in
een wonderbare wolk gehuld.
Een beer en een leeuwin werden met kettingen aan haar beide
zijden gebonden; zij had een ketting aan elke zijde van haar
lichaam en aan elke arm en zij was met deze 4 kettingen aan de
beide dieren vastgehecht. Deze rukten en Tekla viel ruggelings
ter aarde. Nu brak de leeuwin de kettingen zonder de heilige te
kwetsen, namelijk door beide poten op de ketting te zetten, haar
kop er onder te steken en de ketting met een ruk te breken. De
beer was aan zijn ketting vol grim en vrees zo ver mogelijk
blijven zitten; de leeuwin viel hem aan, verwurgde hem en keerde
dan als een vleiende hond naar Tekla terug, die bevrijd zich
overeind had gezet. Het beest likte haar de voeten en Tekla
streelde het en pakte het liefkozend en spelend vast bij de kop en
zelfs bij de muil.
Dit deed het geschreeuw onder het volk losbreken: “Mirakel!
mirakel!”
De rechter verklaarde dat hij niets meer tegen haar wilde
ondernemen en bekeerde zich aanstonds.
Fascikel 36
348
|