spelonk volkomen van de mensen afgezonderd. Daar zag ik satan
in de gedaante van een draak haar verschrikken en vuur op haar
spuwen, maar hij was gedwongen het telkens zelf weer in te
slikken en zich onverrichterzake terug te trekken (cfr. verder nr.
2334).
De Moeder Gods woonde in de eerste tijd te Betanië bij Lazarus
en Marta. Lazarus hield zich meestentijds verborgen en kwam
maar in de nacht te voorschijn. De H. Maagd werd door niemand
lastig gevallen; zij trok later naar Efeze.
2328.
Lazarus behoorde nu volkomen bij de leerlingen en 3 of 4 of 5
jaren na Christus’ dood werden hij en Marta door de Joden
gevangen genomen en ook Magdalena werd, toen zij haar broer
en zus in de nacht eens kwam bezoeken, onderweg aangehouden.
-
Met Lazarus die reeds priester was, werd ook
-
een jonge Maximinus (ein junger Maximinus) en ook
-
een man, wiens naam ik vergeten ben (nl. Chelitonius, zie nr.
2330) gevangen genomen, voorts
-
Marcella, de gewezen dienstmeid van Magdalena (fasc. 34, nr.
2168) en
-
de dienstmeid van Marta.
Zo waren zij ten getalle van 7 personen, 3 mannen en 4 vrouwen.
Ik zag hen door de Joden, na door hen mishandeld te zijn, op de
zee in een klein schip gezet worden. Dit was lek en had geen
roer, geen roeispanen en geen zeil. Dit scheepje maakten zij vast
aan een groot schip en trokken het in volle zee en lieten het daar
los. Ik zag dat dit scheepje, terwijl de heilige bemanning bad en
zong, uit eigen beweging voortvoer en de kust van Frankrijk
bereikte op een plaats waar het water zacht tegen het land
aanspoelde. Hier stegen zij er uit en stieten het onbruikbare
scheepje ten prooi aan de baren terug in zee.
Fascikel 36
312
|