De H. Saturninus.
2308.
Saturninus is in Patras (westkust van Griekenland) geboren. Zijn
moeder was van koninklijke afkomst en zijn vader een soort van
graaf90. In de dienst van zijn vader was een bruin man, die deel
had uitgemaakt van de groep van de donkerste der H.
Driekoningen; deze man had ook de nieuwgeboren Jezus gezien.
Hij sprak dikwijls en veel daarover, en hoewel zelf nog niet
bekeerd, bracht hij er toch velen op de weg van de bekering.
(Heel het onderhavig nummer is te vergelijken met nr. 894 in
fasc. 20).
Op de nog zeer jonge Saturninus maakten die verhalen over de
ster der koningen, over hun reis en het gevonden Kind van
Bethlehem zulk een diepe indruk, dat hij na de dood van zijn
vader naar Jeruzalem trok om de zaak nader en grondig te
90 Saturninus. – Is het waar, wat wij in Petits Bollandistes, 29 november,
lezen, nl. dat Aegeas, gouverneur van de Griekse provincie Achaja, de vader
van Saturninus geweest is, en zijn moeder Kassandra, dan is niet deze,
maar een andere Aegeas de vervolger en moordenaar van de apostel
Andreas geweest.
Saturninus werd geboren te Patras, ‘n oude, vermaarde Griekse stad,
waarop de roem van zulk een zoon, zowel als de roemrijke marteldood van
zijn vriend de apostel Andreas, een nieuwe en groter luister heeft geworpen
(Petits Bollandistes, 29 november). Beide godsmannen waren trouwe
vrienden.
Het wil ook treffen dat het feest van Saturninus valt op de vigilie van het
feest van de apostel Andreas. Op die vigilie heeft de mis het evangelie
waarin beide vrienden Jezus vinden.
K.E.‘s verhaal is als een samenvatting van wat wij over Saturninus lezen in
Petits Bollandistes. Nochtans voegt zij er kostbare bijzonderheden over
Saturninus’ jeugd aan toe, b.v. hoe hij in Palestina geraakte, Joannes de
Doper, Andreas en Jezus leerde kennen.
De hoofdkerk van Toulouse is toegewijd aan Saint-Sernin of Saturninus.
Het is een van de prachtigste romaanse gebouwen van de wereld.
Ze meet 115 m bij 32 m (64 m in de kruisbeuk). De hoogte van de
middenbeuk is 21 m en ze heeft 4 zijbeuken (Baedeker, 241).
Fascikel 36
273
|