Ik zag dat hij zijn speelmakkers op de plaats van de zegening
verzamelde, hun deze gebeurtenis vertelde en dat hij hen de grond
deed kussen. Zijn beide ouders leefden nog en ik zag dat zij door
de deugdzame aanleg en handelwijze van het kind zeer ontroerd
waren en dat zij later christenen geworden zijn. Ik heb vele, zeer
aandoenlijke taferelen van die aard uit zijn jeugd gezien.
Groter geworden sloot hij zich, naar ik zag, bij de leerlingen van
de Heer aan, vooral bij Joannes, aan wie hij zeer gehecht was.
Ook wijdde Joannes hem tot priester. Toen deze de eerste keer in
ballingschap ging, vergezelde hem Ignatius en hij wilde hem niet
verlaten.
Hij werd na Evodius, die de H. Petrus in Antiochië opgevolgd
was, in deze stad tot bisschop gewijd, en wel, geloof ik, door
Joannes, indien het niet geweest is door Petrus.
Ik zag een keizer door deze stad trekken en de H. Ignatius op
straat aan de keizer voorgesteld worden.
-
De keizer vroeg hem: “Zijt gij het, die als een onheilsduivel
zoveel onrust verwekt?”
-
Ignatius antwoordde hem: “Hoe kunt gij een godsdrager, die
Jezus in zijn hart omdraagt, een duivel noemen?”
-
De keizer vroeg verder: “Weet je wie ik ben?”
-
De heilige antwoordde: “Gij zijt de eerste die de boze vijand
heden op mij afgezonden heeft, om de dienaar van Jezus te
beschimpen.”
Hierop veroordeelde en doemde hem de keizer om te Rome de
marteldood te sterven en vol vreugde dankte Ignatius hem
daarvoor.
Ik zag hem geboeid naar een andere stad gebracht worden, om
daar in te schepen. De opleidende soldaten kwelden hem
onmenselijk. Daarna zag ik hem nog aan land komen en in de
steden waar hij door gebracht werd, vele bisschoppen en
christengelovigen hem tegemoet gaan om hem te begroeten en
Fascikel 36
301
|