Feestmaal bij een rabbijn.
1268.
Zo verliep de namiddag tot tegen de avond, toen Jezus de
rabbijnen volgde tot een maaltijd te zijner eer, maar die tevens
gedeeltelijk ook wel enige betrekking had op de beginnende
oogst. Ook de armen en dagloners werden daarbij gespijzigd (cfr.
fasc. 9, nr. 222, voetnoot 30). Jezus was vol lof over deze
gewoonte; zij werden groepsgewijs van het veld afgehaald en
kregen spijzen opgediend op afzonderlijke, lange tafels als stenen
banken.
Jezus diende hen dikwijls met de leerlingen en richtte
ondertussen korte en leerrijke spreuken tot hen of
vertelde parabelen voor hen.
Ook waren nog verscheidene joodse leraren bij het maal, doch dit
hele gezelschap hier was niet zo goed gesteld, openhartig en
eerlijk als de Joden in Jezus’ herberg bij Salamis; zij hadden iets
Farizees en zodra zij wat verwarmd en stoutmoediger geworden
waren, lieten enigen zich op hatelijke wijze uit.
- Zo vroegen zij Hem of het niet gemakkelijker en voordeliger
voor Hem geweest zou zijn in Palestina te blijven?
- Wat Hij hier was komen zoeken?
- Of Hij misschien voornemens was hier nog lang te blijven?
- Zij durfden hopen dat Hij hier toch geen paniek en geen
onlusten zou verwekken.
- Ook raakten zij menig punt uit zijn lering en uit zijn
handelingen aan, welke de Farizeeën in Palestina Hem telkens
opnieuw vóór de voeten wierpen.
Jezus antwoordde als gewoonlijk, hetzij hard en raak
en op de man af, hetzij zachter, al naar gelang van
hun beleefdheid en gesteldheid.
Fascikel 25
2458
|